Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3448/TB, 13 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:13-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3448/TB

betreft: [klager] datum: 13 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.M.F. Aarts, namens

[..], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 15 september 2014 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 december 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid
en Justitie.

Klager heeft meegedeeld dat zijn raadsvrouw mr. L.M.F. Aarts niet ter zitting zal verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek om hem over te plaatsen naar een tbs-inrichting in de regio Utrecht afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. De Staatssecretaris heeft op 14 januari 2014 beslist klager te plaatsen in FPC De Rooyse Wissel te
Venray.
Bij email van 15 augustus 2014 heeft klager verzocht om hem over te plaatsen naar een tbs-inrichting in de regio Utrecht. Bij beslissing van 15 september 2014 heeft de Staatssecretaris klagers verzoek afgewezen. Tegen deze beslissing werd
namens klager op 16 september 2014 beroep ingesteld.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Een van de behandeldoelen is het sterker maken van de familiebanden. De moeder en zuster van klager wonen in de regio Utrecht. In verband met de aanzienlijke kosten en tijd die bezoek aan FPC De Rooyse Wissel met zich meebrengt, ontvangt klager nu maar
ongeveer eenmaal per half jaar (familie)bezoek waardoor dit behandeldoel moeilijk te realiseren is. Bovendien betekent dergelijk weinig (familie)bezoek dat klager onnodig geïsoleerd raakt, hetgeen hij als een zware belasting ervaart.
De kwaliteit van klagers behandeling lijdt voorts onder misstanden in de inrichting. Door alle media-aandacht heeft klager zijn vertrouwen in de inrichting verloren. Dit verloren vertrouwen is lastig tot niet meer te herstellen.

Klager heeft ter zitting van de beroepscommissie aangegeven dat hij momenteel samen met een vijand van hem uit het verleden op dezelfde afdeling verblijft. Klager voelt zich hierdoor niet veilig en is bang dat de situatie uit de hand zal lopen. Ook dit
staat een goede behandeling in de weg. Behandeling kan alleen slagen in een veilige omgeving.
Tenslotte heeft klager aangevoerd dat hij het feit waarvoor hij werd veroordeeld tot tbs nog altijd ontkent en dat hij heeft vernomen dat alleen in de Dr. Henri van der Hoevenkliniek en FPC Dr. S. van Mesdag ontkennende veroordeelden worden behandeld
en
dat zwakbegaafden in alle tbs-instellingen behandeld kunnen worden.
Klager is destijds akkoord gegaan met plaatsing in FPC De Rooyse Wissel omdat hij graag zo spoedig mogelijk met zijn behandeling wilde beginnen en er daar een plaats vrij was. Uiteindelijk bleek dat die inrichting veel te ver van Utrecht lag. Hij
realiseert zich dat overplaatsing naar een andere inrichting betekent dat hij voor wat betreft zijn behandeling een paar stappen terug moet doen en dat hij opnieuw gediagnosticeerd zal moeten worden. Desondanks blijft hij bij zijn
overplaatsingsverzoek.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Uitgangspunt is dat tbs-gestelden in de regio van herkomst worden geplaatst tenzij er sprake is van een contra-indicatie. Klager dient op een afdeling voor zwakbegaafden te worden geplaatst en de regio Utrecht beschikt niet over een inrichting met een
afdeling voor zwakbegaafden. Het is niet juist dat alleen de door klager genoemde twee inrichtingen ontkennende veroordeelden zouden behandelen. Dit geschiedt in iedere tbs-inrichting.
Volgens FPC De Rooyse Wissel zit klager daar goed in de behandeling. Hij volgt individuele muziektherapie, drama en de Liberman-modules. Hij is goed ingesteld op medicatie en profiteert goed van de behandeling. Er is sprake van afname van smetvrees en
van afname van het spanningsniveau. Er is tevens sprake van stabilisatie. Bij overplaatsing naar een andere inrichting wordt een stap terug gedaan en moet klager eerst weer gestabiliseerd worden. Met betrekking tot het versterken van de familiebanden
als behandeldoel merkt de Staatssecretaris op dat dit als zodanig geen deel uit maakt van het behandelplan. De essentie van de behandeling ligt in de ontwikkeling van klager zelf en niet zo zeer in het bewerken van de familieverhoudingen. Klager hecht
weliswaar veel waarde aan zijn familiebanden, maar realiteit is dat de familiebanden erg onder druk staan. Meer afstand nemen zou misschien meer op zijn plaats zijn. Recent is contact opgenomen met klagers moeder. Zij is zeer terughoudend naar klager.
Tegen de maatschappelijk werker heeft zij gezegd dat klager haar in de toekomst wel kan bezoeken, maar dan wel onder begeleiding. De intentie is om binnen twee jaar verlofmogelijkheden voor klager te realiseren. Klager kan zijn moeder dan bezoeken.
Klagers moeder is nu tweemaal bij klager op bezoek geweest en zij belt hem regelmatig. Zij dringt niet aan op overplaatsing. Zij heeft aangegeven dat klagers plaatsing in FPC De Rooyse Wissel haar juist rust geeft. Zij heeft niet aangegeven dat er
financiële redenen zouden zijn om klager niet te bezoeken. Overplaatsing naar een andere inrichting is op dit moment niet geïndiceerd.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of
de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

In het Beleidskader Plaatsing TBS dwang 2014, versie 22 januari 2014 (hierna: het beleidskader) heeft de Staatssecretaris de volgende criteria voor plaatsing en overplaatsing in/naar een tbs-inrichting vastgelegd:
- de tbs-gestelde wordt regionaal geplaatst tenzij er sprake is van een contra-indicatie;
- de zorg moet passen bij de zorgbehoefte uit de indicatiestelling;
- de locatie van de te bieden zorg dient bereikbaar zijn voor de tbs-gestelde en te vallen binnen diens leefomgeving en
- de uitvoering van de zorg moet tijdig plaatsvinden.

Als mogelijke contra-indicatie voor plaatsing in een FPC binnen de eigen regio wordt in het beleidskader onder meer genoemd een verstandelijke handicap (met een IQ van minder dan 80). Uit de stukken volgt dat uit testpsychologisch onderzoek naar voren
is gekomen dat het IQ van klager lager is dan 80. Nu uit de inlichtingen namens de Staatssecretaris volgt dat in de regio Utrecht geen tbs-inrichting beschikbaar is met een afdeling voor opname van verstandelijk gehandicapten, is er naar het oordeel
van
de beroepscommissie sprake van een contra-indicatie die aan regioplaatsing in de weg staat. Dat betekent dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten klager niet in een instelling in de regio Utrecht te plaatsen. Op grond van de
andere
door klager genoemde omstandigheden hoefde de Staatssecretaris niet te besluiten om klager in een andere inrichting dan FPC De Rooyse Wissel te plaatsen. Klagers behandeling verloopt volgens de berichten van FPC De Rooyse Wissel immers goed.
Overplaatsing naar een andere inrichting zou een stap terug betekenen, omdat klager dan eerst gestabiliseerd zou moeten worden. Daarnaast is niet aannemelijk geworden dat klager vaker familiebezoek zou krijgen als hij in een andere inrichting zou
verblijven.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de afwijzing van klagers verzoek om hem over te plaatsen naar een tbs-inrichting in de regio Utrecht, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden
aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 13 januari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven