Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3986/GA, 9 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:09-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3986/GA

betreft: [klager] datum: 9 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Torentijd Middelburg,

gericht tegen een uitspraak van 29 september 2014 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 december 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn klagers raadsman en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Torentijd, gehoord.
Klager heeft, blijkens een schriftelijke verklaring van 18 december 2014, afstand gedaan van het recht om ter zitting te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat vanaf 4 augustus 2014 de arbeid gedurende twee weken is uitgevallen en klager gedurende de arbeidsuren is ingesloten.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 40,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Anders dan de beklagcommissie heeft geoordeeld, was er wel sprake van overmacht. Vanwege de vakantieperiode had de
directeur een personeelslid van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) ingehuurd. Hierdoor waren alle werkzalen bemand, zij het dat normaal gesproken twee werkzalen door drie werkmeesters worden bemand en dat in de vakantieperiode één werkmeester
per werkzaal aanwezig was. Voorgaande jaren was dit ook zo. De directeur moet roeien met de riemen die hij heeft. Het personeelslid van DV&O was een vaste vervanger. Hij was op de hoogte van de regelgeving en wist hoe het er aan toe ging in de
houtzagerij. Het personeelslid van DV&O had verlof, maar zou vanaf 4 augustus 2014 weer aan het werk gaan. Hij is toen helaas ziek geworden. De directeur had daardoor geen personeel meer om de werkzaal te bemannen. Geprobeerd is de gedetineerden zoveel
mogelijk op andere werkzalen te plaatsen. Dit is helaas niet bij iedereen gelukt. De directeur had ook geen personeel beschikbaar om toezicht te houden op de woonafdeling waardoor de gedetineerden die niet konden deelnemen aan de arbeid moesten worden
ingesloten. Het personeelslid van DV&O is uiteindelijk twee weken ziek geweest. Hij is gedurende deze periode één keer op het werk verschenen voor een gesprek. Na 14 augustus 2014 is hij weer aan het werk gegaan. De directeur heeft geprobeerd een ander
personeelslid bij DV&O in te huren, maar dit is niet gelukt. Bovendien had dit personeelslid dan ook ingewerkt moeten worden. De directeur verwijst naar een rooster van het personeel in de weken 31, 32 en 33. Klagers loon is gedurende de periode dat
hij
niet kon deelnemen aan de arbeid volledig doorbetaald.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De vakanties van het personeel waren van tevoren bekend, zodat geen sprake was van overmacht. Dat sprake was van ziekte van
een personeelslid is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Bovendien is onvoldoende geanticipeerd op eventuele ziekte van personeelsleden. De directeur geeft aan een personeelslid bij een derde, namelijk DV&O, te hebben ingehuurd. In dat geval had DV&O ook
dienen te zorgen voor een vervanger. De directeur stelt geprobeerd te hebben bij DV&O vervanging te regelen, maar hier zijn geen stukken van overgelegd. Klager is van mening dat hij, bovenop het doorbetaalde loon, een extra tegemoetkoming dient te
krijgen.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 47, eerste lid, van de Pbw heeft de gedetineerde recht op deelname aan de in de inrichting beschikbare arbeid. Op grond van het tweede lid van dat artikel draagt de directeur zorg voor de beschikbaarheid van arbeid voor de
gedetineerden, voor zover de aard van de detentie zich daar niet tegen verzet.

Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de beroepscommissie vast dat de directeur, vanwege de vakantieperiode, een personeelslid had ingehuurd bij DV&O. Vanwege ziekte van dit personeelslid was er vanaf 4 augustus 2014 gedurende
twee weken onvoldoende personeel beschikbaar om de arbeidszaal te bemannen. De directeur heeft geprobeerd gedetineerden op andere werkzalen te plaatsen, maar dit is ten aanzien van een aantal gedetineerden, onder wie klager, niet gelukt. Klager heeft
daarom vanaf 4 augustus 2014 gedurende twee weken niet kunnen deelnemen aan de arbeid en is gedurende de arbeidsuren ingesloten op zijn cel. De beroepscommissie acht, gelet op voornoemde omstandigheden, aannemelijk dat sprake was van overmacht. Nu
bovendien is gebleken dat klagers loon gedurende de twee weken dat hij niet kon deelnemen aan de arbeid, is doorbetaald, zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren. Zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag
alsnog ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. H.G. van de Bunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 9 januari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven