nummer: 14/2679/GA
betreft: [klager] datum: 30 december 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.D. van Elst, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 28 juli 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Klager, zijn raadsvrouw en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 9 december 2014, gehouden in de de p.i. Amsterdam Over-Amstel.
Op 9 december 2014 heeft de directeur schriftelijk gereageerd op het beroep. Op dezelfde dag heeft de raadsvrouw per faxbericht meegedeeld dat zij verhinderd is ter zitting te verschijnen. Tevens heeft zij verzocht de behandeling van het beroep aan te
houden.
Op 23 december 2014 is telefonisch geïnformeerd hoe lang klager in het basisprogramma heeft verbleven als gevolg van de degradatie op 21 mei 2014.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de verlate aankomst van het bezoek in de bezoekzaal (408), het aantal urinecontroles (420), een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie, wegens een positieve
urinecontrole, alsmede terugplaatsing naar het basisprogramma (454) en de afwijzing van klagers verlofaanvraag (469).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot klachtnummer 408: de vertraging in het bezoek is maar deels gecompenseerd, waardoor klager alsnog een te kort bezoekmoment heeft gehad.
Met betrekking tot klachtnummer 420: de op 25 april 2014 afgenomen urine is kwijtgeraakt. Dit is onzorgvuldig van de inrichting. De directeur kan niet zomaar urinecontroles afnemen.
Met betrekking tot klachtnummer 454: klager heeft geen bevestigingsonderzoek te laten uitvoeren omdat er inmiddels veertien dagen waren verstreken. Een en ander had beter aan klager uitgelegd moeten worden. De straf is niet op goede gronden genomen en
mitsdien onredelijk en onbillijk.
Met betrekking tot klachtnummer 469: er zijn fouten gemaakt bij de urinecontrole door de inrichting. Om deze reden kan het verlof niet worden afgewezen.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot klachtnummer 408: het is niet na te gaan hoe laat de bezoekers bij de inrichting zijn gearriveerd. Klager mocht langer in de bezoekzaal blijven. Het bezoek duurde 55 minuten in plaats van 60 minuten. Klager is niet onredelijk
benadeeld.
Met betrekking tot klachtnummer 420 en 454: niet is komen vast te staan dat urine van klager is kwijtgeraakt. Dat betreft ook geen beslissing van de directeur. De positieve uitslag van de urinecontrole staat vast. Klager heeft geen
bevestigingsonderzoek
laten uitvoeren.
Met betrekking tot 469: klager is onbetrouwbaar gebleken met betrekking tot het nakomen van afspraken door drugs te gebruiken. De afwijzing van zijn verzoek om verlof is niet onredelijk.
3. De beoordeling
Namens klager is verzocht om de behandeling van het beroep aan te houden. De grond van het aanhoudingsverzoek is algemeen van aard en het verzoek is niet herhaald door klager. Op basis van de in beroep overgelegde stukken acht de beroepscommissie zich
voldoende voorgelicht om op het beroep te beslissen. Dit verzoek wordt derhalve afgewezen.
Hetgeen in beroep is aangevoerd met betrekking tot de klachtnummers 408, 420 en 469 kan niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Hetgeen is aangevoerd met betrekking tot klachtnummer 454 over de disciplinaire straf kan
evenmin leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.
Met betrekking tot klachtnummer 454 stelt de beroepscommissie vast dat de beklagcommissie geen oordeel heeft gegeven over het beklagonderdeel dat ziet op de degradatie naar het basisprogramma. De beroepscommissie zal dit beklagonderdeel om
proceseconomische redenen in eerste en enige instantie afdoen.
Op grond van artikel 1d, derde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kan de directeur besluiten tot degradatie indien de gedetineerde die is gepromoveerd, op een van de onderdelen van goed
gedrag verzaakt. Volgens de nota van toelichting bij de regeling leidt ongewenst en dus rood gedrag in beginsel tot degradatie (Stcrt. 2014, nr. 4617). In bijlage 1 van de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing gedetineerden is als “Dit kan
beter-gedrag (oranje gedrag)” onder “5. Middelengebruik” een incidentele terugval aangemerkt als oranje gedrag. Uit de strafmededeling blijkt dat klager op 21 mei 2014 voor het eerst positief heeft gescoord op drugsgebruik. Gelet hierop en nu een
incidentele terugval in bijlage 1 bij de Regeling wordt aangemerkt als oranje gedrag, acht de beroepscommissie het onredelijk en onbillijk klager naar aanleiding van de positieve uitslag op 21 mei 2014 direct terug te plaatsen in het basisprogramma.
Naar het oordeel van de beroepscommissie had de directeur op zijn minst dienen te overwegen klager te waarschuwen door zijn gedrag als oranje aan te merken. Gelet op het voorgaande zal het beroep gedeeltelijk gegrond worden verklaard. De uitspraak van
de beklagcommissie zal worden vernietigd en dit beklagonderdeel zal alsnog gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming van € 5,= per week worden toegekend voor de periode dat hij in relatie met de onderhavige disciplinaire straf in het
basisprogramma heeft verbleven.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond voor zover dat ziet op de klachtnummers 408, 420, 454 (disciplinaire staf) en 469 en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag met nummer 454 gedeeltelijk, voor zover dat ziet op de degradatie, gegrond en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming
toekomt van € 40,= (8 weken x € 5,=) .
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. G.M. Mohanlal en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op
secretaris voorzitter