Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1334/GB, 25 september 2002, beroep
Uitspraakdatum:25-09-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 02/1334/GB

Betreft: [klager] datum: 25 september 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 4 juli 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1960], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 juni 2002 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is op 2 september 2002 door de voorzitter van de beroepscommissie gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 21 juli 2000 gedetineerd. Vanuit de gevangenis Norgerhaven, waar een regime van algehele gemeenschap met een normaal beveiligingsniveau geldt, is hij op 4 april 2002 overgeplaatst naar de penitentiaire halfopen inrichting Doetinchem (h.o.i. Doetinchem), waar eveneens een regime van algehele gemeenschap geldt maar met een beperkt beveiligingsniveau. Op 27 juni 2002 werd klager teruggeplaatst naar de gevangenis Norgerhaven.

2.2. Klager ondergaat twee gevangenisstraffen met een totale duur van zes jaar en zes maanden met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straffen is aangevangen op 24 november 2000. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt opof omstreeks 5 augustus 2003.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris, die de bestreden beslissing heeft genomen, is verkeerd voorgelicht door de Kruisberg (lees: h.o.i. Doetichem). Zo zou klager op eigen houtje naar het politiebureau zijn gegaan om aangifte te doen vanvermissing van een jas. Dit is echter onjuist. Na verkregen toestemming van de werkgever zijn klager en de werkmeester samen naar de politie gegaan om aangifte te doen. Een ander voorbeeld betreft het afdelingshoofd. Hij gaf aan dathet op klagers werk niet zou vlotten. Dat was nieuw voor klager, want op zijn werk werd juist aangegeven dat het heel goed ging. Volgens het afdelingshoofd moest dat een misverstand zijn en hij zou de werkmeester vragen één en anderop papier te zetten. De werkmeester wilde dit echter niet.
Klager had het niet naar zijn zin in de Kruisberg. In het kader van een zogenoemd ITB-project werd hij in de Kruisberg geplaatst. Daar werd hem door het afdelingshoofd te verstaan gegeven dat de Kruisberg niets met Norgerhaven temaken had en dat de Kruisberg eigen regels heeft. Klager werd op allerlei manieren gedwarsboomd en beloften werden niet nagekomen. Indien klager hand- en spandiensten zou verrichten bij de zogenoemde paardendagen, dan zou men hembehulpzaam zijn bij zoeken van ander, beter werk buiten de inrichting. Nadat het werk bij de paardendagen was voltooid, kwam er van dat andere, betere werk niets terecht.
De door de inrichting geschreven rapportages zijn onjuist. Zo is onder meer vermeld dat klager heeft geprobeerd weed in te voeren. Dat is onjuist. Klagers zoon is verslaafd aan verdovende middelen. Tijdens een weekeindverlof heeftklager verdovende middelen van zijn zoon inbeslaggenomen. Een stukje weed heeft klager daarbij in zijn jas gedaan. Hij heeft daar verder niet meer aan gedacht en bij zijn terugkeer in de Kruisberg is het stukje weed aangetroffen.
Klager geeft tenslotte nog aan dat het juist is dat hij vanuit de Kruisberg wilde worden overgeplaatst naar een andere inrichting. Hij zou echter niet weten naar welke inrichting.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 20 juni 2002 is vanuit de h.o.i. Doetinchem het voorstel gedaan klager terug te plaatsen naar de gevangenis Norgerhaven. Klager functioneerde niet goed, had diverse conflicten met het personeel en had meerdere rapportenopgelopen. Zo probeerde klager weed in te voeren na een weekeindverlof, bejegende hij personeel onheus, klaagde hij veel en vertoonde hij dwingend gedrag. In de projectgroep functioneerde klager ook niet goed. Bovendien heeft hij opeigen houtje aangifte gedaan van een gestolen jas, terwijl hij aan het werk had moeten zijn. Klager, die aan wisselende stemmingen leed, heeft meermalen aangegeven terug te willen naar Norgerhaven. Gelet op het verzoek van deinrichting en klagers voorkeur voor Norgerhaven, is besloten hem voor Norgerhaven te selecteren.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Norgerhaven is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. De beroepscommissie stelt vast dat klager meermalen, ook ten overstaan van de voorzitter van de beroepscommissie, heeft verklaard weg te willen uit de h.o.i. Doetinchem.
Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de selectiefunctionaris, gelet op de naar voren gekomen omstandigheden, in redelijkheid kunnen oordelen dat klager niet langer geschikt was voor een verblijf in een inrichting met eenbeperkt beveiligingsniveau.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle inaanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Hetgeen klager heeft aangevoerd is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 25 september 2002

secretaris voorzitter

Naar boven