Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3637/TA, 19 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:19-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3637/TA

betreft: [klager] datum: 19 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 september 2014 van de beklagcommissie bij FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 november 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman
mr. B.H.J. van Rhijn, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], locatiemanager zorg, en [...], juridisch medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. afzondering van klager in de periode van 6 april 2014 tot 21 april 2014 (HK2014/66),
b. het niet ontvangen van loon en snipperdagen gedurende zijn afzondering (HK2014/74),
c. afzondering van klager in de periode vanaf 21 april 2014 (HK2014/91).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De afzondering heeft maanden voortgeduurd. Klager kan zich voorstellen dat de inrichting onderzoek heeft willen doen naar de geruchten over
hem
en begrijpt dat de inrichting hem gedurende dat onderzoek heeft afgezonderd. Klager begrijpt evenwel niet waarom de afzondering langer dan zeven dagen heeft moeten duren. Klager is niet betrokken bij handel in de inrichting. Een aantal medeverpleegden
heeft klager beduveld door valse informatie over hem aan de inrichting te verstrekken. Daardoor is ‘ruis’ rond klager ontstaan. De inrichting draagt ook zelf bij aan het ontstaan van ‘ruis’ door (onjuiste) mededelingen over klager te doen in het
ochtendbulletin. Hoe langer de afzondering voortduurt, hoe beter de beslissing moet worden gemotiveerd. In de onderliggende periode is klager meermalen gecontroleerd, maar die controles hebben nooit concrete bewijzen voor klagers betrokkenheid bij
handel opgeleverd. Klager is enkel afgezonderd op grond van aannames. Het feit dat klager veertig pakjes sigaretten op zijn kamer had duidt niet op handel. Klagers partner neemt elke week vier pakjes sigaretten voor hem mee. Het personeel weet dit.
Bovendien staan die pakjes op de inventarislijst van zijn kamer vermeld. Het standpunt van de inrichting over het ‘account-incident’ is onjuist; er komen verscheidene verpleegden zonder begeleiding op de onderwijszaal. De klacht over het vervalsen van
de stempelkaart is door de beklagcommissie gegrond verklaard.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het personeel heeft op verschillende momenten van verschillende verpleegden signalen ontvangen waaruit kon worden afgeleid dat
klager betrokken was bij handel in drugs, sigaretten, porno en mobiele telefoons. Hierbij komt dat in de onderliggende periode een porno-dvd en een mobiele telefoon zijn aangetroffen en dat verscheidene patiënten positief scoorden bij urinecontroles.
Op
grond van deze omstandigheden is het vermoeden gerezen dat klager betrokken was bij handel. Bovendien kwam er steeds nieuwe ‘ruis’ bij. Om goed onderzoek te kunnen doen naar deze ‘ruis’ was het noodzakelijk klager af te zonderen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. en c. overweegt de beroepscommissie het volgende. In deze uitspraak wordt enkel een oordeel gegeven over de afzondering in de periode van 6 april 2014 tot 1 mei 2014. Op 1 mei 2014 is de afzondering
verlengd. Tegen de verlengingsbeslissing van 1 mei 2014 zijn de onderhavige klachten niet gericht.

De beroepscommissie gaat bij haar beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
- Op 5 april 2014 hebben twee verpleegden bij het personeel gemeld dat klagers partner drugs mee naar binnen neemt. Op dezelfde dag heeft medepatiënt A. verteld dat klager in ruil voor sigaretten een porno-dvd aan medepatiënt B. heeft gegeven.
- Op 6 april 2014 wordt op de kamer van medepatiënt B. een porno-dvd aangetroffen.
- Op 8 april 2014 bevestigt medepatiënt C. het door medepatiënt A. gestelde omtrent de porno-dvd.
- Op 11 april 2014 wordt op het account van medepatiënt D. een document gevonden. In dit document staan lijstjes met handelswaar (porno, drugs en seks met een medepatiënte), patiëntennamen en geldbedragen; het document is ondertekend met de naam
[...]. Uit onderzoek van de inrichting komt naar voren dat dit document door een andere patiënt op het account van medepatiënt D. is geplaatst. Voorts is uit het onderzoek naar voren gekomen dat het document op de computer is gezet bij de afdeling
onderwijs en dat op het moment dat dit is gebeurd klager en twee medepatiënten op de afdeling onderwijs aanwezig waren. Alleen klager werd op dat moment niet begeleid door een medewerker.
- Op 21 april 2014 vertoont klager grensoverschrijdende verbale agressie door een medewerker uit te schelden voor ‘neonazi’.
- Op 22 april 2014 wordt, nadat klager door (een) medepatiënt(en) is beticht van handel in telefoons, op de kamer van een medepatiënt een telefoon aangetroffen.
- Op 25 april 2014 worden, nadat een medepatiënt klager heeft beticht van handel in sigaretten, op klagers kamer veertig nieuwe pakjes sigaretten aangetroffen.

Ingevolge artikel 34, eerste lid, van de Bvt in samenhang bezien met artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a van de Bvt kan het hoofd van de inrichting een tbs-gestelde afzonderen indien dit noodzakelijk is in verband met de handhaving van de orde en
veiligheid in de inrichting. De beroepscommissie stelt voorop dat indien gerede verdenking bestaat van handel (in contrabande) door een tbs-gestelde, het hoofd van de inrichting kan beslissen een maatregel van afzondering op te leggen teneinde die
verdenking nader te onderzoeken.

Op grond van de op 6 april 2014 bekende feiten en omstandigheden heeft het hoofd van de inrichting klager in redelijkheid kunnen verdenken van (betrokkenheid bij) verboden handel in de inrichting. Het hoofd van de inrichting is een onderzoek naar die
verdenking gestart. Gelet op de aard van die verdenking heeft het hoofd van de inrichting op 6 april 2014 in redelijkheid kunnen beslissen dat het noodzakelijk was klager gedurende het onderzoek af te zonderen. De beslissing tot oplegging van de
maatregel van afzondering kan dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Zoals uit bovenstaande opsomming blijkt kwamen na 6 april 2014 steeds nieuwe feiten en omstandigheden aan het licht die op betrokkenheid van klager bij handel zouden kunnen wijzen. Daardoor bleef de ‘ruis’ rond klager bestaan en kreeg de verdenking
jegens klager nieuwe impulsen. Nu de orde en veiligheid in de inrichting in het geding was acht de beroepscommissie begrijpelijk dat het hoofd van de inrichting deze nieuwe signalen heeft willen onderzoeken. De beslissing om klagers afzondering te
laten
voortduren gedurende het onderzoek naar deze nieuwe signalen totdat duidelijkheid was verkregen omtrent de (eventuele) rol van klager bij deze reeks van gebeurtenissen kan niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Gelet op het vorenstaande kan hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de
gronden bevestigen.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden ten aanzien van het beklag als vermeld onder a en c.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 19 december 2014

secretaris voorzitter

Naar boven