Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3631/TA, 18 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:18-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3631/TA

betreft: [klager] datum: 18 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 september 2014 van de beklagcommissie bij FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 november 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman
mr. B.H.J. van Rhijn, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting[...], locatiemanager zorg, en [...], juridisch medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering klager op 23 april 2014 een gesprek te laten voeren met de geestelijk verzorger.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft elke week een gesprek met de geestelijk verzorger. De geestelijk verzorger wil, vanwege zijn beroepsgeheim, nooit dat een derde –
ook geen collega geestelijk verzorger – bij een gesprek tussen hem en klager aanwezig is. Ook al staat klager onder ‘meerpersoonsbegeleiding’, de geestelijk verzorger komt altijd langs om ‘onder vier ogen’ met klager te praten. Nog nooit is daarbij
begeleiding aanwezig geweest. Het personeel op de afdeling waarop klager gewoonlijk verblijft is op de hoogte van deze afspraken en werkwijze. Op 23 april 2014 verbleef klager in de herstelkamer op een andere afdeling. Het personeel van die afdeling
was
niet op de hoogte van de afspraken die zijn gemaakt op de andere afdeling en wilde per se dat een begeleider bij het gesprek tussen klager en de geestelijk verzorger aanwezig zou zijn. Dit wilde de geestelijk verzorger niet, waardoor het gesprek die
dag
niet is doorgegaan.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Bij de groepsleiding was niet bekend dat klager op 23 april 2014 een afspraak had met de geestelijk verzorger. Op dat moment
verbleef klager in afzondering op de herstelkamer en stond hij onder ‘tweepersoonsbegeleiding’. De herstelkamer ligt op een andere afdeling en op die afdeling geldt een ander, strenger regime. Het personeel (van de andere afdeling) heeft geprobeerd het
gesprek te laten doorgaan door dit onder begeleiding te laten plaatsvinden. De geestelijk verzorger wilde evenwel alleen een gesprek met klager voeren indien daarbij een collega geestelijk verzorger aanwezig zou zijn. Op dat moment was er geen collega
geestelijk verzorger beschikbaar. Daardoor is het gesprek op 23 april 2014 niet doorgegaan. Het hoofd van de inrichting heeft het gesprek dus niet geweigerd. De volgende ochtend heeft het gesprek alsnog plaatsgevonden.

3. De beoordeling
De beroepscommissie neemt als vaststaand aan dat klager niet op de voorgeschreven manier een afspraak heeft gemaakt met de geestelijk verzorger, waardoor de groepsleiding niet op de hoogte was van die afspraak. Op de dag van de afspraak
(23 april 2014) stond klager onder ‘tweepersoonsbegeleiding’ en verbleef hij in afzondering in een herstelkamer op een andere afdeling waar andere (en strengere) regels gelden dan op zijn ‘eigen’ afdeling. Hoewel bij het personeel niet bekend was dat
klager een afspraak met de geestelijk verzorger had, is toch getracht de afspraak te laten doorgaan. De beslissing om daaraan – in afwijking van wat klager op zijn ‘eigen’ afdeling gewend is – de voorwaarde te verbinden dat het gesprek onder
begeleiding
moest plaatsvinden, acht de beroepscommissie gelet op de hierboven genoemde omstandigheden niet onredelijk of onbillijk. In het midden kan blijven of de geestelijk verzorger de afspraak heeft afgezegd, zoals klager betoogt, dan wel of de geestelijk
verzorger een collega bij het gesprek aanwezig wenste, zoals de inrichting betoogt, aangezien de beroepscommissie gelet op het vorenstaande en het gegeven dat klager de dag erna alsnog een gesprek heeft kunnen voeren met de geestelijk verzorger, van
oordeel is dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal met aanvulling van de gronden worden
bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 18 december 2014

secretaris voorzitter

Naar boven