Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3022/GB, 30 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:30-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/3022/GB

Betreft: [klager] datum: 30 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.J.M.J. Damen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 augustus 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 28 februari 2014 gedetineerd. Hij verbleef in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de p.i. Amsterdam Over-Amstel. Op 22 juli 2014 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Vught. Op 20 oktober 2014 is hij
overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie De Berg te Arnhem. Op 9 december 2014 is hij overgeplaatst naar het PPC van de locatie Zwolle Zuid 1, waar een individueel regime geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager wil worden overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Zutphen dan wel van de locatie Zwolle Zuid 1 omdat het voor zijn bezoek praktisch gezien onmogelijk is hem te bezoeken in de p.i. Vught. Klagers partner alsmede zijn kinderen beschikken
niet
over een auto. Dit schendt zijn kansen op resocialisatie en zijn recht op family life, als bedoeld in artikel 8 EVRM. Klager heeft wel degelijk een voorkeur aangegeven maar hier is geen rekening mee gehouden. Voorts is de beslissing lichtvaardig
genomen. Binnen een tijdsbestek van elf dagen zijn drie selectiebeslissingen genomen, te weten op 11 juli 2014, 17 juli 2014 en 22 juli 2014. Er is dan ook geen sprake van een zorgvuldige beslissing. De plaatsing van klager in de Piet Roorda Kliniek
vond niet plaats op 21 augustus 2014, maar op 4 september 2014. Klager verzoekt om een tegemoetkoming.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De indicatiestelling voor een verblijf in een PPC is komen te vervallen. Een overplaatsing naar de gevangenis van de locatie Zwolle Zuid 1 is overwogen, maar omdat klager op eigen verzoek is overgeplaatst naar de Piet Roorda Kliniek is hij niet
geselecteerd voor de gevangenis van de locatie Zwolle Zuid 1.

4. De beoordeling
4.1. In het onderhavige beroep is de ongegrondverklaring van klagers bezwaarschrift gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de p.i. Vught aan de orde. Klager verblijft inmiddels in het PPC van de locatie Zwolle Zuid
1.
Nu klager heeft verzocht om toekenning van een tegemoetkoming, zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk behandelen.

4.2. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de zorgindicatie voor een PPC was opgeheven en dat klager kon worden overgeplaatst naar een normaal beveiligde inrichting. Uit het selectieadvies van het PPC van de p.i. Amsterdam Over-Amstel van17 juli
2014
blijkt niet van een voorkeur van klager voor de gevangenis van de locatie Zwolle Zuid 1 dan wel van de p.i. Zutphen. Klager was aanvankelijk geselecteerd voor de gevangenis van de locatie Zuid te Arnhem. Uit de selectiebeslissing van 22 juli 2014
blijkt
dat de directeur van de locatie Zuid te Arnhem heeft verzocht klager niet terug te plaatsen in de gevangenis van de locatie Zuid. Nu klagers voorkeur niet bekend was, klager niet kon worden teruggeplaatst in de gevangenis van de locatie Zuid en nu
klager ten tijde van de bestreden beslissing in afwachting was van overplaatsing naar de Piet Roorda Kliniek, kan de beslissing van de selectiefunctionaris tot ongegrondverklaring van het bezwaarschrift niet als onredelijk of onbillijk worden
aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van I.C.E. Spierings, secretaris, op 30 december 2014

secretaris voorzitter

Naar boven