Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2417/GA, 13 november 2014, beroep
Uitspraakdatum:13-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2417/GA

betreft: [klager] datum: 13 november 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M .de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 juli 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Hoogvliet,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 oktober 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is klagers raadsman, mr. M. de Reus, gehoord.
Klager die behoorlijk was opgeroepen en op eigen gelegenheid naar de zitting zou komen, is niet ter zitting verschenen.
De directeur heeft schriftelijk bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, de beslissing van de directeur van 22 april 2014 om aan klager een waarschuwing te geven als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder a. van de Penitentiaire maatregel (Pm).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De omstandigheid dat de beslissing niet onverwijld is uitgereikt is in beroep niet meer aan de orde. Klager ontkent de
voorwaarden voor deelname aan het penitentiair programma (p.p.) te hebben overtreden. Op 28 maart 2014 is het elektronisch toezicht gestart. In de periode van 4 april 2014 tot 8 april 2014 zou klager tien keer korte tijd ongeoorloofd afwezig zijn
geweest. Deze overtredingen zijn door de reclassering echter pas op 14 april 2014 geconstateerd en telefonisch besproken met klager. Indien er van wordt uitgegaan dat klager opzettelijk de voorwaarden van het p.p. heeft geschonden, valt niet in te zien
waarom klager in de periode van 9 april 2014 tot en met 14 april 2014 hiermee zou zijn gestopt. Voorts is het opvallend dat klager op 8 april 2014 van 6:52 uur tot 6:58 uur afwezig zou zijn geweest, terwijl het hem was toegestaan vanaf 7:00 uur zijn
woning te verlaten. Niet uitgesloten is dat sprake is geweest van een technische storing. Er heeft geen aanvullend onderzoek plaatsgevonden naar de ontvangst van de apparatuur. De directeur had dan ook, alvorens klager te waarschuwen, nader onderzoek
dienen te doen. Klager verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat het beroep niet is gericht tegen het niet onverwijld uitreiken van de schriftelijke mededeling van de waarschuwing.

Hetgeen klager in beroep heeft aangevoerd met betrekking tot de beslissing tot het geven van een waarschuwing als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder a, van de Pm kan niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Onvoldoende
aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een storing aan de apparatuur. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. P.A.M. Mevis, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 13 november 2014

secretaris voorzitter

Naar boven