Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4107/GV, 29 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:29-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4107GV

betreft: [klager] datum: 29 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 oktober 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van begeleid incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Er is sprake van aanmerkelijk belang in de zin van artikel 26, vierde lid aanhef en onder c, van de Pbw. Het gaat niet alleen over de echtscheiding, maar ook over de voogdij van zijn twee kinderen en over behoorlijk wat financiële zaken. Hij staat niet
te boek als vluchtgevaarlijk. Het is volstrekte onzin dat er bezwaar is tegen zijn aanwezigheid. Hij is nu niet in staat om zich te kunnen verdedigen. De hieruit voortvloeiende gevolgen zullen hoogstwaarschijnlijk negatief zijn. Klager stelt de
selectiefunctionaris en de directeur van de p.i. Alphen aan den Rijn volledig aansprakelijk voor de schade die eventueel zal voortvloeien uit de genomen beslissingen van de rechtbank.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De directeur heeft bezwaar tegen verlofverlening, omdat de aanwezigheid van klager bij de zitting niet noodzakelijk is. Het betreft een civiele zaak waarbij uit de stukken niet blijkt dat de aanwezigheid van klager noodzakelijk is. Klager kan zich
laten
vertegenwoordigen door zijn advocaat zodat zijn belangen worden behartigd en/of schriftelijk zijn reactie kenbaar maken bij de rechtbank.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Alphen aan den Rijn heeft negatief geadviseerd ter zake van verlofverlening.
Het Openbaar Ministerie en de politie hebben zich onthouden van advies.

3. De beoordeling
Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig jaar met aftrek wegens onder meer moord en opzettelijke en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De fictieve datum van invrijheidstelling is thans bepaald op 23 juli 2026.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers verzoek om begeleid incidenteel verlof om een echtscheidingszitting bij te wonen op 30 oktober 2014.

Artikel 26, vierde lid aanhef en onder c, van de Pbw bepaalt dat de gedetineerde in de gelegenheid wordt gesteld de inrichting te verlaten teneinde een gerechtelijke procedure bij te wonen indien de gedetineerde bij het bijwonen van de procedure een
aanmerkelijk belang heeft en tegen het verlaten van de inrichting geen overwegend bezwaar bestaat.
Namens de Staatssecretaris is aangegeven dat het een civiele zaak betreft en dat uit de stukken niet blijkt dat klagers aanwezigheid hierbij noodzakelijk is. De Staatssecretaris heeft zich niet uitgesproken over het belang van klager om bij de
echtscheidingszitting, waarbij volgens klager ook het gezag over zijn kinderen zou worden geregeld, aanwezig te zijn noch over overwegende bezwaren tegen het verlaten van de inrichting dat onder begeleiding van DV&O zou plaatsvinden. De
beroepscommissie
is derhalve van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris niet op goede gronden rust. Zij zal derhalve het beroep gegrond verklaren. Nu de betreffende zitting al heeft plaatsgevonden en gegrondverklaring niet tot een situatie zou kunnen leiden
dat klager alsnog in de gelegenheid wordt gesteld om de zitting onder begeleiding bij te wonen, kent de beroepscommissie klager ter zake een tegemoetkoming toe van € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en kent klager ter zake een tegemoetkoming toe van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 29 december 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven