Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1650/GV, 3 oktober 2002, beroep
Uitspraakdatum:03-10-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1650/GV

betreft: [klager] datum: 3 oktober 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 8 augustus 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 31 juli 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht.
Het is van groot belang voor klager om met verlof te mogen gaan omdat het goed is voor zijn resocialisatie. Er is hem geen reden bekend waarom het ministerie geen vertrouwen zou hebben in een goed verloop van het verlof. Klagerheeft 6 kinderen en hij wil er voor hen zijn. Het zou zeer dom zijn het vertrouwen te beschamen. Het verlof van klager is nodig voor de familie en de gezinssituatie. Binnen de inrichting is sprake van goed gedrag.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De Minister verwijst naar de brief van 4 juni 2002 waarin klagers vorige verlofaanvraag is afgewezen. De in die brief genoemde argumenten acht de Minister nog steeds van kracht, uitgezonderd het gestelde ten aanzien van hetverlofadres te Amsterdam. Het uittreksel uit het justitieel documentatieregister toont aan dat klager zich sedert zijn verblijf in Nederland, vanaf 1994, regelmatig schuldig maakt aan ernstige geweldsdelicten. Gelet op de einddatumvan zijn eerste detentie, 6 april 2001, en de ingangsdatum van zijn huidige detentie, 8 juli 2001, is sprake van zeer snelle recidive. De Minister heeft, gezien de beschikbare informatie, geen vertrouwen in een goed verloop van hetverlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Vanuit de gevangenis Zuyderbos te Heerhugowaard is geadviseerd het verlof vooralsnog niet te verlenen, in afwachting van een akkoord van het verlofadres. Klager houdt zich binnen de inrichting aan gemaakte afspraken. Afgenomenurinecontroles zijn negatief.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Haarlem heeft aangegeven dat bezwaar bestaat tegen het verlenen van verlof aan klager. Het delict betreft een zeer ernstig geval van huiselijk geweld (bij opvolgendepartners). De partners (ook de huidige) leggen, mede om culturele redenen, de zaak steeds weer bij met klager, die dan weer zijn gang gaat. Klager ontkent alles.
De politie Amsterdam Amstelland, wijkteam Amstelveen Noord deelt mede dat klager een verlofadres te Amstelveen heeft opgegeven. De familie die op dit adres woont heeft klager in het verleden gastvrij ontvangen omdat het eenlandgenoot betrof. Gezien de historie van klager is hij daar niet welkom meer. Een verblijf van klager in Amstelveen lijkt niet reëel. Het door klager opgegeven adres in Amsterdam bestaat niet.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 36 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met aftrek, wegens poging tot zware mishandeling meermalen gepleegd, zware mishandeling en poging tot doodslag meermalen gepleegd. De wettelijkvroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 17 januari 2003.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal 5 verlofaanvragen indienen.

Gelet op de mededelingen van de politie, is geen sprake van een aanvaardbaar verlofadres. Reeds om deze reden is de beslissing van de Minister, zij het op een andere grond, niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging vanalle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk ofonbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 03 oktober 2002

secretaris voorzitter

Naar boven