nummer: 14/2665/GA
betreft: [klager] datum: 22 december 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. Achahbar, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 23 juni 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Alphen aan den Rijn in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verlofaanvraag.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep aangevoerd dat klager al eerder met kort verlof is geweest, zij het dat hij tijdens dit verlof werd begeleid en hij verplicht werd tot het dragen van een broekstok. Dit verlof is goed verlopen. Klager is van mening dat hij
voldoet aan de voorwaarden voor verlening van verlof zoals vermeld in de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Er zijn geen weigeringsgronden als bedoeld in de Regeling. Dat klager staat geregistreerd als veelpleger, nog
een openstaande strafzaak heeft en het openbaar ministerie negatief heeft geadviseerd vallen niet onder de weigeringsgronden. Daarbij verwijst de directeur enkel naar de drie redenen zonder nadere uitleg, zodat sprake is van een motiveringsgebrek.
De plaatsvervangend vestigingsdirecteur heeft in reactie op het beroep aangevoerd dat de raadsman van klager geen nadere gronden heeft aangevoerd en verwijst naar het eerdere ingediende verweerschrift en de mondelinge aanvullingen ter beklagzitting.
3. De beoordeling
Uit de stukken blijkt dat klager, wiens vermoedelijke einddatum van detentie valt eind maart 2015, nog een openstaande strafzaak heeft. Niet is komen vast te staan dat deze strafzaak wordt behandeld voor het einde van klagers detentie, noch of een
veroordeling in deze zaak de huidige einddatum van klagers detentie zal verschuiven. Immers volgens klagers raadsman is klager op 5 september 2014 in twee zaken vrijgesproken en in de derde is sprake van toepassing van artikel 9a WvSr. De directeur had
zich bij het nemen van de beslissing tot afwijzing van het verzoek om verlof zonder nadere motivering niet enkel mogen baseren op het feit dat er een openstaande strafzaak was.
Het gegeven dat klager een veelpleger is, is geen zelfstandige weigeringsgrond.
De directeur had derhalve niet tot een weigering van klagers verlofaanvraag mogen komen. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.
Nu klager alsnog een verlof verleend kan worden zijn er geen termen hem een tegemoetkoming toe te kennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 22 december 2014.
secretaris voorzitter