Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3645/GM, 15 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:15-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3645/GM

betreft: [klager] datum: 15 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van en tevens, ingediend door mr. R.T.K. Davidse, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Torentijd te Middelburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 16 september 2014 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 november 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is klagers raadsvrouw mr. S. van de Voorde gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen, omdat de reis voor hem te kostbaar was.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Torentijd is niet ter zitting verschenen.
Van de zijde van het secretariaat was als toehoorder aanwezig mw. Mr. M.L. Koster.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 26 juni 2014, betreft het niet verstrekken van door de arts voorgeschreven pijnmedicatie door de verpleegkundigen.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft in zijn beroepschrift - voor zover hier van belang - het volgende aangevoerd. Klager kreeg niet de voorgeschreven pijnmedicatie en heeft gedurende vier weken geen arts gezien.
Klagers raadsvrouw heeft ter zitting aangegeven dat door de medisch adviseur is aangegeven dat er onvoldoende navraag is gedaan naar de medicatie van klager en hoe het met klagers pijnklachten was. Hiermee is erkend dat er ten aanzien van klager
onzorgvuldig gehandeld is. Klager wil echter een tegemoetkoming, omdat hij veel pijn heeft gehad en erg lang heeft moeten wachten. Klager vindt het vervelend dat het hem wordt verweten dat hij een boze reactie heeft gegeven. Deze reactie was echter een
gevolg van de wijze waarop klager behandeld werd. Al die tijd kon klager ook niet naar de arbeid en heeft hij daardoor geen inkomsten gehad.

Namens de inrichtingsarts is in het tegenover de medisch adviseur ingenomen standpunt aangegeven dat navraag bij klagers eigen huisarts leerde dat hij van hem geen pijnstilling heeft gehad. Inmiddels is klager pijnvrij.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat, zoals ook uit het verslag van bemiddeling en de stukken naar voren komt, dat onvoldoende is nagevraagd van wie klager de pijnmedicatie voorgeschreven had gekregen en hoe het met klagers pijnklachten was nadat bleek
dat de huisarts van buiten hier geen informatie over had. Er is onvoldoende gereageerd op klagers pijnklachten en er is geen recept voorgeschreven voor pijnstilling.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts moet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden
verklaard.
Klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de locatie Torentijd toekomende tegemoetkoming op € 125,-.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S.B. de Pauw Gerlings - Döhrn, voorzitter, dr.ing. C.J. Ruissen en
dr. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris,
op 15 december 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven