Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3173/GA, 10 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:10-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3173/GA

betreft: [klager] datum: 10 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.K.A. van den Bos, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 augustus 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Leeuwarden

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 november 2014, gehouden in de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Leeuwarden, gehoord.
Hoewel klager, die elektronische detentie ondergaat en op eigen gelegenheid naar de zittingsplaats had kunnen komen, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Klagers raadsvrouw, mr. E.K.A. van den Bosch, heeft schriftelijk gemeld niet ter zitting van de beroepscommissie te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het toezenden van klager betreffende persoonlijke informatie aan een medegedetineerde.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – schriftelijk – toegelicht.
Klager is eerder, in een soortgelijke procedure, wel ontvankelijk verklaard en die klacht die zag op schending van zijn privacy is toen gegrond verklaard. Nadien zijn er kennelijk geen maatregelen getroffen om een soortgelijke schending tegen te gaan.
Het is aan handelen van de inrichting te wijten dat persoonsgevoelige informatie omtrent klager bekend is geworden bij een medegedetineerde.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Aan klager is, nadat het eerste beklag gegrond werd verklaard, een tegemoetkoming uitgekeerd. De directeur kon zich daar ook in vinden. De directeur is van mening dat het feit dat de tweede keer gegevens van klager bij een medegedetineerde
terechtkwamen
feitelijk is veroorzaakt door de Raad. Na de behandeling van de eerste beklagzaak heeft de juridisch medewerker van de inrichting contact opgenomen met het secretariaat van de Raad en gevraagd de door de directeur in de zaak van die medegedetineerde
gefourneerde stukken te schonen. De directeur kan niet meer achterhalen wat toen de reactie van het secretariaat van de Raad is geweest. De directeur stelt zich op het standpunt dat de inrichting niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de tweede
verzending van die stukken. Het betrof daarbij overigens exact hetzelfde stuk dat eerder aan de medegedetineerde was verzonden.

3. De beoordeling
De beroepscommissie kan zich niet verenigen met de uitspraak van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en klager zal alsnog ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.
Zij overweegt daartoe dat, indien de directeur in het kader van de behandeling van beklag- en/of beroepszaken stukken fourneert, de directeur ook verantwoordelijk is voor de inhoud daarvan. In het kader van een gelijkwaardige procesvoering en hoor en
wederhoor zendt de beroepscommissie dergelijke stukken integraal aan de andere procespartij. Zij neemt geen kennis van informatie die niet ook ter kennis mag worden gebracht aan de andere partij. Het ligt dan ook op de weg van de directeur, en niet van
de Raad, de te fourneren stukken inhoudelijk te schonen. Mitsdien zal een verzoek aan de Raad om stukken (inhoudelijk) te schonen niet worden gehonoreerd maar zal een kennelijk niet voor overlegging bedoeld stuk terzijde worden gelegd.

Nu in de onderhavige procedure zich tussen de door de directeur in het geding gebrachte stukken persoonlijke informatie bevond die geen deel behoorde uit te maken van deze procedure, heeft de directeur zijn zorgplicht geschonden. Het beklag is daarom
gegrond.

Nu onweersproken is dat de betreffende informatie voor de tweede keer aan dezelfde medegedetineerde is gezonden en klager naar aanleiding van de eerste verzending al een tegemoetkoming toegekend heeft gekregen, acht de beroepscommissie thans geen
termen
aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming wordt toegekend.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 december 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven