Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1455/GA, 20 september 2002, beroep
Uitspraakdatum:20-09-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1455/GA

betreft: [klager] datum: 20 september 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 19 juli 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 8 juli 2002 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring (h.v.b.) Arnhem-Zuid te Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 augustus 2002, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught te Vught, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.A. van der Hansz.
De directeur van het h.v.b. Arnhem-Zuid heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft klagers overplaatsing vanuit de Individuele Begeleidingsafdeling (IBA) Arnhem-Zuid te Arnhem naar de Bijzondere Zorg Afdeling (BZA) te Arnhem, terwijl zijn beroep gericht tegen de afwijzing van deselectiefunctionaris van zijn verzoek om terugplaatsing naar het h.v.b. De Boschpoort te Breda nog niet is afgedaan.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de IBA mag je maximaal vier maanden verblijven. Ik wil naar een reguliere afdeling. Een medewerker van het bureau selectie- en detentiebegeleiding heeft mij verteld dat ik eerst op een BZA moet verblijven voor zes weken en dat ikdaarna naar een reguliere afdeling kan. Het hoofd van dienst heeft mij op een gegeven moment medegedeeld dat ik naar de BZA ging. Dat is op 31 mei 2002 gebeurd. Ik heb hiervan geen beslissing op schrift gekregen. Ik had op zich geenproblemen op de IBA. Als ik moet kiezen tussen de IBA en de BZA, dan zat ik beter op de IBA.

De directeur heeft zijn standpunt in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
In artikel 15, eerste lid, Pbw is bepaald dat de plaatsing en overplaatsing van gedetineerden geschiedt overeenkomstig de door de Minister van justitie (hierna: te noemen de Minister) bepaalde bestemming van de penitentiaireinrichtingen en afdelingen daarvan. In het derde lid van artikel 15 Pbw wordt bepaald dat met de beslissing omtrent (over)plaatsing selectiefunctionarissen worden belast die daartoe door de Minister worden aangewezen.
Tegen een beslissing van de selectiefunctionaris staat de procedure van bezwaar en beroep open van hoofdstuk XIII van de Pbw.
Bij ministeriële beschikking van 23 februari 2002, nr. 5151544/02/DJI, is afdeling E3 van het perceel ir. Molsweg 5 te Arnhem aangewezen als Individuele Begeleidingsafdeling Arnhem-Zuid. De beslissing tot plaatsing en overplaatsingmet betrekking tot deze afdeling is op grond van artikel 15, derde lid, Pbw voorbehouden aan de selectiefunctionaris.

De beroepscommissie stelt, gelet op hetgeen uit de stukken en ter zitting naar voren is gekomen, vast dat klager op 31 mei 2002 is overgeplaatst van de IBA naar de BZA. Uit nader telefonisch verkregen inlichtingen is gebleken dat deselectiefunctionaris niet is betrokken bij voornoemde beslissing. De beroepscommissie neemt, gelet op het vorenstaande, aan dat klager op grond van een door of namens de directeur genomen beslissing is overgeplaatst. De directeurwas hiertoe niet bevoegd en de beslissing tot overplaatsing is derhalve in strijd met de wet genomen. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd, klager zal alsnogontvankelijk in zijn beklag worden verklaard en dit beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie merkt hierbij op dat zij er vanuit gaat dat de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing ongedaan zullen wordengemaakt door terugplaatsing van klager naar de IBA. Zij kent klager om die reden geen tegemoetkoming toe.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en drs. M.S.H. Ridder-Padt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 20 september 2002

secretaris voorzitter

Naar boven