Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4423/GV, 17 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:17-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4423/GV

betreft: [klager] datum: 17 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Albayrak, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 november 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. E. Albayrak om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is in hoger beroep veroordeeld vanwege het in 2010 voorhanden hebben van professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik tot een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan een jaar
voorwaardelijk. Hij verblijft inmiddels in de z.b.b.i. van de locatie Esserheem. De verwachting is dat hij op 26 februari 2015 in het kader van een zogenaamd basis penitentiair programma terecht kan bij PTCN Noord Nederland, locatie Groningen, waar
klager een trainingsprogramma zal volgen met een minimale dagbesteding van 26 uur. Einddatum is 23 april 2015. Klager heeft om strafonderbreking verzocht van 17 december tot en met 31 december 2014 voor het drijven van zijn onderneming [...] V.O.F. die
hij vanaf 28 januari 1993 drijft. Vanaf 1 januari 2014 in de vorm van een V.O.F. Klager en zijn partner zijn de vennoten. Vanuit de winkel [[[.] Vuurwerk wil hij zich gedurende de strafonderbreking toeleggen op de verkoop van (legaal) vuurwerk. Zijn
inbreng in die periode is onmisbaar, gezien zijn ervaring, persoonlijke contacten en diverse werkzaamheden die hij kan verrichten. De vuurwerkverkopen in de maand december kunnen een halfjaar omzet opleveren. Hij vreest dat een niet goed lopende
vuurwerkverkoop kan uitdraaien op een faillissement van zijn onderneming. Vuurwerkverkoop is de hoofdactiviteit van de onderneming. Niet alleen klager en zijn gezin, maar ook twee vaste medewerkers - de zoon van klager en diens schoonvader - en 25 tot
30 oproepkrachten zijn van deze verkopen afhankelijk. De aanwezigheid van klager is in het bijzonder vereist om alle medewerkers aan te sturen. Er is sprake van een dringende omstandigheid van zakelijke aard als genoemd in artikel 38, eerste lid, van
de
Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). De zakelijke belangen bestonden al voor aanvang van zijn detentie. De persoonlijke aanwezigheid van klager in en bij zijn winkel is noodzakelijk gelet op zijn ervaring, kennis en de
financiële belangen. Zijn partner heeft gezondheidsproblemen en acht zich niet in staat om de onderneming alleen te drijven.
De afwijzende beslissing is onvoldoende onderbouwd. Klager is door het gerechtshof veroordeeld voor het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk en niet voor de verkoop van illegaal vuurwerk. Ook al zou klager wel illegaal vuurwerk hebben verkocht
dan betekent dit niet dat er sprake is van een gevaar voor herhaling. De selectiefunctionaris onderbouwt dat standpunt ook niet. Uit het integratieplan van 17 juni 2014 van de reclassering blijkt dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat. Na zijn
strafzaak en gelet op zijn huidige detentie zal klager het wel uit zijn hoofd laten om zich met illegaal vuurwerk bezig te houden. Het is hem alleen te doen om de continuïteit van zijn onderneming en daarmee de mogelijkheden om in het levensonderhoud
van zijn gezin te kunnen blijven voorzien.
Klager heeft het grootste deel van zijn detentie erop zitten en heeft zich de afgelopen zeven maanden goed gedragen. Uit het re-integratieplan van de reclassering volgt dat klager een rustige man is die op een sociale manier met iedereen omgaat. Hij is
vriendelijk en correct in het contact met het personeel. Daarbij komt dat klager in de laatste weken van december 2014 reeds enkele verloven heeft, te weten van 24 december 2014 ’s middags tot 27 december 2014 ’s middags, van 31 december 2014 ’s
middags
tot donderdag 1 januari 2015 ’s middags en van 2 januari 2015 ’s middags tot 4 januari 2015 ’s middags. Deze omstandigheden zouden in klagers voordeel moeten uitvallen. Verzocht wordt om klager strafonderbreking te verlenen van 27 tot en met 31
december 2014 om zijn onderneming goed te kunnen drijven
Uit het advies vrijheden van 18 november 2014 valt op te maken dat de directeur van de inrichting de zakelijke belangen van klager wel heeft onderkend.
Verwezen wordt naar een brief van klagers partner mevrouw R. en een brief van haar psychiater en psycholoog.
Het risico voor herhaling zoals aanvankelijk is aangegeven door de Staatssecretaris wordt niet meer genoemd in de reactie van de Staatssecretaris op het beroep.
Klager ziet niet in waarom legaal vuurwerk verkopen op dit moment niet aanvaardbaar zou zijn vanwege een veroordeling in het jaar 2010 voor het aanwezig hebben van niet toegestaan vuurwerk. Vooral ook omdat hij de (legale) werkzaamheden na zijn
veroordeling ook heeft kunnen verrichten in de jaren 2010 tot en met 2013 en daarbij geen strafbare gedragingen zijn gebleken.
Verzocht wordt om vóór 19 december 2014 uitspraak te doen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De directeur van de inrichting heeft negatief geadviseerd omdat klager veroordeeld is wegens handel in illegaal vuurwerk en klager twee weken strafonderbreking wil om vuurwerk te kopen en te verkopen. Klager heeft twee medewerkers in dienst die zijn
taken kunnen overnemen. In beroep is gesteld dat de vennoot vanwege medische problemen de werkzaamheden binnen het bedrijf niet kan uitvoeren. Het is niet duidelijk wie de medische verklaring heeft opgemaakt of welke instantie ermee is gemoeid. Het
checken van de informatie is niet mogelijk. Niet duidelijk is of de vennoot, tevens klagers partner, arbeidsongeschikt is.
Artikel 34 van de Regeling geeft aan dat strafonderbreking mogelijk is wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Klager heeft regimair verlof en kan dan met zijn medewerkers en vennoot de situatie bespreken en voorbereidingen treffen zodat de medewerkers en de vennoot de zaak kunnen runnen. De aanwezigheid van klager van 27 december 2014 tot 31 december 2014 is
niet noodzakelijk en er zijn geen bijzondere omstandigheden of dringende redenen aanwezig die een strafonderbreking rechtvaardigen. Daarnaast is strafonderbreking voor het in- en verkopen van vuurwerk, gelet op het gepleegde delict, onaanvaardbaar.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Esserheem heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het Openbaar Ministerie en de politie hebben geen advies uitgebracht.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan een jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar wegens overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan. De datum van
invrijheidstelling is bepaald op 23 april 2015.

Op grond van artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 38 van de Regeling kan
eenmalig strafonderbreking worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. De gedetineerde dient aan te tonen dat zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is en dat de zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie
bestonden.

Uit hetgeen klager heeft aangevoerd kan niet worden geconcludeerd dat klagers persoonlijke aanwezigheid gedurende de gehele gevraagde periode, waarin hem voor een deel van die periode regimair verlof zal worden verleend, noodzakelijk is en dat het voor
hem niet mogelijk is om zijn medewerkers in te schakelen c.q. zich door (een) medewerker(s) te laten vervangen. Klager stelt twee vaste krachten en 25 oproepmedewerkers in dienst te hebben. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klager
onvoldoende onderbouwd waarom zijn regimaire verloven niet zouden volstaan om met hulp van zijn medewerkers zijn bedrijf uit te oefenen.

Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 17 december 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven