Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3564/GA, 15 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:15-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3564/GA

betreft: [klager] datum: 15 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur bij de locatie Ooyerhoek te Zutphen gericht tegen een uitspraak van 19 september 2014 van de beklagcommissie bij voornoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing d.d. 25 juni 2014 van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard, klager geen tegemoetkoming toegekend en de directeur opgedragen binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klagers verzoek is afgewezen na een afweging door de directeur van de risico’s die aan een verlof zijn verbonden. Vanwege het negatieve advies van de politie is het verzoek afgewezen. Doordat klager heeft aangegeven dat de aangifte van zijn echtgenote
vals is en dat de politie deze aangifte niet serieus neemt, stelt de beklagcommissie dat de directeur klagers verzoek niet zonder nader onderzoek op basis van het advies van de politie heeft kunnen afwijzen. Echter in het advies van de politie wordt
klagers bewering nu juist weerlegd en de aangifte van klagers echtgenote wel serieus genomen. De vraag, die hier wordt opgeworpen, is of de directeur een onderzoeksplicht heeft naar de juistheid van adviezen gegeven door de justitiële ketenpartners
zoals in dit geval de politie.
Door de directeur wordt het standpunt ingenomen dat uitgegaan mag worden van de juistheid van deze adviezen; evidente misslagen daargelaten. Om die reden kan geen onzorgvuldigheid worden verweten aan de directeur als die zich baseert op een door een
bevoegde instantie op grond van een wettelijk voorschrift uitgebracht advies.

Klager heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen een veroordeling voor valsheid in geschrift. Hij dient voorts een gevangenisstraf van een maand te ondergaan en zeven dagen vervangende hechtenis op grond van de Lex Mulder. Zijn fictieve einddatum detentie is
thans bepaald op 16 december 2014. Klager is sinds 27 oktober 2014 in een penitentiair programma geplaatst.

Klagers aanvraag voor algemeen verlof is door de directeur op grond van het negatieve advies van de politie van 19 juni 2014 afgewezen. In de afwijzende beslissing van de directeur van 25 juni 2014 is het advies van de politie onverkort overgenomen en
overwogen dat een inschatting is gemaakt van de risico’s die aan een verlof verbonden zijn. Die inschatting vindt volgens de directeur plaats op basis van inhoudelijk gewogen en getoetste informatie die wordt aangeleverd door de inrichting, de politie,
het Openbaar Ministerie en eventueel de reclassering. Uit de stukken is niet gebleken welk standpunt door de (vrijhedencommissie van de) inrichting is ingenomen en/of dat door andere instanties zoals het Openbaar Ministerie en de reclassering
daadwerkelijk advies is uitgebracht. Nu klager tevens onweersproken heeft gesteld dat reeds voor de bewuste beslissing van de directeur, namelijk op 21 juni 2014 de aangifte waarvan de politie melding maakte was geseponeerd, is de beroepscommissie van
oordeel dat de beslissing van de directeur niet op goede gronden berust. Derhalve zal zij het beroep van de directeur ongegrond verklaren. Nu klager inmiddels in een penitentiair programma is geplaatst, kan een opdracht aan de directeur om een nieuwe
beslissing te nemen er niet toe leiden dat klager alsnog algemeen verlof wordt verleend. De beroepscommissie kent klager derhalve een tegemoetkoming toe van € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor wat betreft de gegrondverklaring van het beklag. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 december 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven