Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4121/GV, 15 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:15-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4121/GV

betreft: [klager] datum: 15 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.P.N. Pieterse, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 oktober 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager kan zich niet verenigen met de bestreden beslissing nu de inrichting positief heeft geadviseerd ten aanzien van verlofverlening onder de voorwaarde dat klager tijdens het verlof
elektronisch toezicht krijgt.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De directeur van de locatie De Schie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag mits het verlof onder voorwaarde van elektronisch toezicht plaatsvindt. De reclassering heeft aangegeven dat de kans op recidive hoog is. Deze inschatting
is onderbouwd door het aanzienlijke strafblad van klager waaruit blijkt dat hij onophoudelijk recidiveert vanaf zijn zestiende levensjaar. Daarnaast blijkt dat klager tijdens het toezicht na afloop van zijn vorige detentie het delict heeft gepleegd
waarvoor hij thans gedetineerd is. Klagers huidige re-integratieplan geeft aan dat er naast andere interventies ook een behandeling bij de Forensische polikliniek het Dok geïndiceerd is. Deze behandeling moet nog starten. De rapportage vanuit de
inrichting geeft aan dat klager momenteel onstabiel is en een maatschappelijk gevaar vormt. Klager heeft zich tijdens de periode voorafgaand zijn huidige detentie niet aan de gestelde voorwaarden gehouden en nadien zijn er ook geen essentiële
veranderingen op het gebied van het recidiverisico geconstateerd.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie De Schie heeft positief geadviseerd ten aanzien van verlofverlening mits het verlof onder elektronisch toezicht plaatsvindt.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager is vaker veroordeeld voor geweldsmisdrijven en vermogensdelicten. Die veroordelingen hebben klager er niet van weerhouden opnieuw ernstige delicten te
plegen. Het huidige delict waarvoor klager thans in detentie verblijft, heeft klager gepleegd tijdens het eindtraject van een eerder opgelegde gevangenisstraf. Het gevaar voor recidive wordt door de reclassering als hoog ingeschat en de inrichting
vindt
klager onstabiel en staat negatief tegenover verlofverlening waarbij geen controle is. Gezien het feit dat klager veroordeeld is en het gevaar voor recidive acht het OM verlofverlening in welke vorm dan ook thans te vroeg. Daarnaast verblijft klager
onder andere in detentie voor Terwee-zaken. Dit is een dwangmiddel om klager over te laten gaan tot betaling. Onbegeleide verlofverlening in welke vorm dan ook is daarvoor een contra-indicatie.
De politie Rotterdam Rijnmond heeft positief geadviseerd ten aanzien van verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens een zedenmisdrijf en mensenhandel. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 9 juni 2015. Aansluitend dient hij eventueel meerdere subsidiaire hechtenissen van
in
totaal 28 dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Klagers verlofaanvraag is afgewezen vanwege - kort gezegd- het recidivegevaar. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een voldoende contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze, ondanks het geclausuleerde positieve
advies van de inrichting, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder
b en d van de Regeling tijdeljk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk en onbilijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 15 december 2014

secretaris voorzitter

Naar boven