Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4014/GV, 8 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:08-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4014/GV

betreft: [klager] datum: 8 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 oktober 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klagers verzoek om strafonderbreking is afgewezen omdat hij niet terug kan keren naar zijn geboorteland en omdat er in dat land sprake is van een oorlogssituatie. Klager is al sinds zijn 16e jaar ongewenst
verklaard in Nederland. Daar wil hij graag verandering in kunnen brengen. Hij wil graag dat er voor zijn situatie een oplossing wordt gezocht in plaats van het hem steeds van het kastje naar de muur te sturen. Klager woont al sinds zijn zevende jaar in
Nederland en zou tijdens zijn strafonderbreking graag willen verblijven bij zijn moeder die in Leeuwarden woont

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft een verzoek ingediend voor strafonderbreking op grond van artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Het openbaar ministerie (OM) heeft zich onthouden van advies hierover en de directeur heeft
negatief geadviseerd. Er zijn geen documenten voorhanden op basis waarvan klager zou kunnen worden uitgezet terwijl daarnaast die uitzetting problematisch is, gelet op de situatie in Irak. Om die reden is een strafonderbreking op grond van artikel 40a
van de Regeling niet mogelijk. Dat is slechts mogelijk indien een daadwerkelijk vertrek uit Nederland kan worden gerealiseerd. Hoewel er begrip is voor klagers persoonlijke situatie, kan daaraan in dit kader niets worden gedaan.

Op het verzoek om strafonderbreking heeft de directeur van de penitentiaire inrichting Ter Apel negatief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht om het beroep mondeling te mogen toelichten tegenover de beroepscommissie. De beroepscommissie acht zich evenwel voldoende ingelicht om thans op het beroep te beslissen. Het verzoek van klager zal daarom worden afgewezen.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van veertien maanden met aftrek, wegens
– kortweg – bedreiging en belediging. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 13 maart 2015.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van een verzoek om strafonderbreking als bedoeld in artikel 40a van de Regeling.
Artikel 40a luidt (voor zover hier van belang)
“(...)
3. De strafonderbreking gaat in op het moment dat de vreemdeling Nederland daadwerkelijk heeft verlaten.
4. Aan de strafonderbreking wordt de voorwaarde verbonden dat de vreemdeling niet naar Nederland terugkeert. Indien de vreemdeling de voorwaarde, bedoeld in het derde lid, niet naleeft, wordt de tenuitvoerlegging van de straf hervat.
(...)”

Uit de tekst van artikel 40a van de Regeling en uit de toelichting daarop blijkt dat deze vorm van strafonderbreking uitdrukkelijk slechts dan mogelijk is, indien de betreffende persoon na het verlenen daarvan daadwerkelijk Nederland verlaat. Uit het
beroepschrift en uit de inlichtingen van de Staatssecretaris wordt aannemelijk dat uitzetting uit Nederland thans niet tot de mogelijkheden behoort en dat klager voornemens is tijdens een strafonderbreking in Nederland te verblijven. Derhalve kan de
beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 8 december 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven