Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4390/GB, 8 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:08-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/4390/GB

Betreft: [klager] datum: 8 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.H. Jebbink, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 november 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich 11 december 2014 te melden in de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel ongegrond verklaard.

2. De feiten
Op 13 november 2014 is klager opgeroepen zich op 11 december 2014 te melden in de p.i. Krimpen aan den IJssel voor het ondergaan van 321 dagen gevangenisstraf. Op 18 november 2014 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 25 november
2014 ongegrond is verklaard.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers partner heeft zeer recent een medische ingreep ondergaan waardoor zij naar verwachting zes tot acht weken niet volledig kan functioneren. De ingreep betreft een borstverkleining op
medische indicatie. Hoewel in de ontslagbrief van de Haaglanden Kliniek is vermeld dat het postoperatieve verloop ongecompliceerd was, is klagers partner niet in staat tot huishoudelijke taken en de zorg voor hun dochter. Klager en zijn partner
beschikken beiden niet over familie die haar kan bijstaan. Klager is sinds 1 januari 2012 werkzaam als directeur van het Instituut voor Gezondheidszorg, onderdeel van de Hogeschool Rotterdam. Klager geeft leiding aan een instituut met ongeveer 3000
studenten en 350 personeelsleden. Klager acht het redelijk indien hem enige tijd, idealiter tot het einde van het huidige onderwijsjaar, dus tot juni 2015, wordt gegund de overdracht en de beëindiging van zijn werkzaamheden te kunnen organiseren. Het
Centraal Justitieel Incassobureau heeft klager bij brief van 24 november 2014 meegedeeld dat de aan hem opgelegde ontnemingsvordering uiterlijk op 23 december 2014 moet zijn betaald. Klager verzoekt hem enige tijd te gunnen om ervoor zorg te dragen dat
hij aan deze verplichting kan voldoen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Voorop moet worden gesteld dat de gevolgen van een vrijheidsstraf voor rekening en risico komen van de veroordeelde. Om deze reden, en om de capaciteit binnen het
gevangeniswezen zo efficiënt mogelijk te benutten, kan er slechts in uitzonderlijke omstandigheden uitstel worden verleend. Voorop staat de noodzaak tot tenuitvoerlegging. Tenuitvoerlegging van een opgelegde gevangenisstraf leidt onlosmakelijk ook tot
consequenties voor de werksituatie. In dat kader zijn de belangen van de werkgever ondergeschikt aan de noodzaak tot tenuitvoerlegging. Afgezien daarvan is klager al sinds 5 juni 2012 bekend met het feit dat op enig moment sprake zou kunnen zijn van de
noodzaak tot tenuitvoerlegging. Klager heeft derhalve geruime tijd de gelegenheid gehad om maatregelen te treffen voor de situatie waarvan op korte termijn sprake zou zijn als gevolg van de noodzaak tot tenuitvoerlegging. Ook na het onherroepelijk
worden van de vrijheidsstraf, op 14 oktober 2014, heeft klager nog de gelegenheid gehad om maatregelen te treffen. Het feit dat klagers partner recent een medische ingreep heeft ondergaan waardoor zij zes tot acht weken niet volledig kan functioneren
is
geen reden om uitstel te verlenen. Klagers dochter zou ook een rol kunnen vervullen in de huishouding en verzorging van klagers partner. Ook het feit dat klager verzoekt om uitstel van de tenuitvoerlegging in verband met de noodzaak te voldoen aan de
aan hem opgelegde ontnemingsvordering is geen reden om uitstel te verlenen. Klager is sinds 24 november 2014 in de gelegenheid geweest om desbetreffende activiteiten te verrichten. Noodzakelijke vervolgactiviteiten kunnen in dit verband ook
plaatsvinden
vanuit de p.i. Krimpen aan den IJssel. Ook kan klager eventueel een verzoek indienen bij de directeur van de inrichting in het kader van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling).

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel is een inrichting voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent zijn
partner en dochter vormt naar het oordeel van de beroepscommissie, bij gebrek aan een feitelijke onderbouwing, geen reden om klager uitstel te verlenen van zijn meldplicht. Het feit dat klager wanneer hij de aan hem opgelegde gevangenisstraf ondergaat,
in zijn functie als directeur zijn werkzaamheden niet goed kan overdragen, is inherent aan de omstandigheid dat klager een aanzienlijke periode in detentie zal verblijven en is ook geen reden om uitstel te verlenen van zijn meldplicht. Voor wat betreft
het voldoen door klager aan de aan hem opgelegde ontnemingsvordering kan klager eventueel een verzoek in het kader van de Regeling indienen bij de directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 8 december 2014

secretaris voorzitter

Naar boven