Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2308/GA, 17 november 2014, beroep
Uitspraakdatum:17-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2308/GA

betreft: [klager] datum: 17 november 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo,

gericht tegen een uitspraak van 25 juni 2014 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 oktober 2014, gehouden in de p.i. Lelystad, is klager gehoord.
De directeur van de p.i. Almelo heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Hierbij is het beroep nader toegelicht.
Klagers raadsvrouw mr. M. Metin heeft eveneens schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Hierbij is schriftelijk gereageerd op het beroep.

Op 7 oktober 2014 is schriftelijk aan de directeur verzocht nadere inlichtingen te verstrekken. Een afschrift van de schriftelijke reactie van de directeur van 23 oktober 2014 is op 24 oktober 2014 naar klager en zijn raadsvrouw verzonden.
Op 28 oktober 2014 is aan de secretaris van de commissie van toezicht van de p.i. Almelo telefonisch gevraagd of de directeur is uitgenodigd om bij de behandeling van het beklag ter zitting aanwezig te kunnen zijn. De secretaris heeft op dezelfde dag
telefonisch meegedeeld dat dat de directeur bij tussenbeslissing van 4 november 2013 enkel is gevraagd schriftelijk te reageren en dat de beklagcommissie geen zitting heeft gepland.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, wegens contrabande dat is aangetroffen in het vriesvak van de ijskast op klagers cel.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
De directeur is niet de gelegenheid gegeven om te worden gehoord, zoals bedoeld in artikel 64, lid 1, van de Pbw. Inhoudelijk is aangevoerd dat klager zich al bijna vier maanden in zijn cel bevond toen de celinspectie plaatsvond. Er kan dan vanuit
gegaan worden dat klager verantwoordelijk is voor de spullen die in zijn cel worden aangetroffen, ook als deze zich in de deur van het vriesvak bevinden. De amfetamine is gevonden in een heel kleine deur van het vriesvak. De speurhondbegeleider heeft
verklaard dat dit een moeilijke plek is om drugs te traceren, vanwege de temperatuur onder het vriespunt.
Op de betreffende afdeling hebben dagelijks celinspecties plaatsgevonden, maar deze betreffen voornamelijk inspecties op zicht. Op zicht wordt bekeken of er beschadigingen te zien zijn en worden het celraam en de kozijnen gecontroleerd. Daarnaast is
ook
een wat uitgebreidere celinspectie gedaan, maar er is onvoldoende tijd om tot in de allerkleinste hoeken te zoeken. Er zijn eerder geen celinspecties gedaan met behulp van een drugshond. Bij deze celinspectie was wel een drugshond aanwezig. Deze heeft
de betreffende locatie aangewezen waar mogelijk drugs verstopt waren. Er is geen telefoonlader gevonden in de cel van klager.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Bij de celinspectie was alle overhoop gehaald. De koelkastdeur was losgeschroefd. Wat daarin is gevonden, is niet van klager. Toen klager de cel voor het eerst betrok, heeft hij de cel schoongemaakt en gecontroleerd. Hij verwacht niet dat hij ook het
een en ander moet losschroeven en controleren. Er is ook een telefoonoplader gevonden, maar die is ook niet van klager. Het personeel heeft nog expliciet gevraagd waar klager de telefoon had verstopt, maar klager heeft geen telefoon gehad. Klager is
ook
door de politie opgehaald en er is aangifte gedaan. Klager vindt de compensatie van € 70,= te laag. De vloerverwarming in de strafcel functioneerde niet en klager moest luchten in een afgekeurde luchtkooi.

3. De beoordeling
In artikel 64, lid 1, van de Pbw is bepaald dat de beklagcommissie klager en de directeur in de gelegenheid stelt omtrent het klaagschrift mondeling opmerkingen te maken, tenzij zij het beklag aanstonds kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond
of kennelijk gegrond acht. In casu staat vast dat de beklagcommissie het beklag niet aanstonds kennelijk niet-ontvankelijk, ongegrond of gegrond acht. Bovendien is klager rogatoir gehoord over zijn beklag op 29 augustus 2013. Ook staat vast dat de
beklagcommissie de directeur ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld mondeling opmerkingen te maken ten aanzien van het beklag. De beroepscommissie zal het beklag daarom in tweede en laatste aanleg afdoen.

Volgens vaste jurisprudentie kan een gedetineerde verantwoordelijk worden gehouden voor hetgeen zich in zijn cel bevindt. Uit het verslag van 22 mei 2013 blijkt dat bij een celinspectie van cel E43 contrabande is aangetroffen. Klager verbleef sinds 6
februari 2013 in deze cel. Nu vaststaat dat klager reeds maanden op de betreffende cel verbleef, acht de beroepscommissie het voldoende aannemelijk dat klager wist dat er contrabande in cel zijn aanwezig was. De directeur kon klager dan ook
verantwoordelijk houden voor de aangetroffen contrabande die in zijn cel is gevonden. De opgelegde straf is niet in strijd met de wet en ook bij afweging van alle in aanmerking te nemen belangen niet onredelijk of onbillijk. Het beklag zal dan ook
ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. Holten, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven