Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2120/GA, 21 november 2014, beroep
Uitspraakdatum:21-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2120/GA

betreft: [klager] datum: 21 november 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. van Gaalen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 juni 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Haarlem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 oktober 2014, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn een kantoorgenoot van klagers raadsman, mevrouw mr. S.C. van Bunnik, en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Haarlem, [...], gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Door klagers raadsman mr. M.L. van Gaalen zijn op 13 oktober 2014 de bij de beklagcommissie overgelegde verklaringen van medegedetineerden van klager overgelegd. Een afschrift hiervan is aan de directeur verzonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een strafcel wegens het veroorzaken van geluidsoverlast tijdens de avonduren en verbaal agressief gedrag naar het personeel en
b. het feit dat ten onrechte tweemaal € 61,37 van klagers rekening-courant is afgeschreven.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Ten aanzien van a. licht klager toe dat hij geen geluidsoverlast heeft veroorzaakt. De geluidsoverlast was afkomstig uit een
ander deel van de inrichting en klager is dan ook ten onrechte aangesproken op de overlast. Voorts ontkent klager het personeel te hebben uitgescholden of zich neerbuigend te hebben gedragen. Het kan wel zo zijn dat hij heeft gereageerd op de
geluidsoverlast. Klager verwijst naar bij de beklagcommissie overgelegde verklaringen van twee medegedetineerden die klagers verklaring bevestigen. Verder voert klager aan dat het schriftelijke verslag dat is opgemaakt door een personeelslid geen
bijzondere bewijskracht heeft. Voorts had de beklagcommissie dienen te motiveren waarom hetgeen is vermeld in het schriftelijke verslag geloofwaardiger wordt geacht dan klagers verklaring, welke wordt ondersteund door de verklaringen van de
medegedetineerden. Ten aanzien van b. licht klager toe dat het klopt dat er niet tweemaal € 61,37 van zijn rekening is afgeschreven, maar er wel een verschil van € 70,= is tussen het rekening courant-overzicht van 28 april 2014 en het overzicht van 14
mei 2014. Dit heeft te maken met het feit dat het “vorig saldo besteedbaar in instelling” op beide overzichten verschilt. Het lijkt er op dat bepaalde correcties niet zijn meegenomen. Nu er € 70,= is verdwenen, verzoekt klager om toekenning van een
compensatie.

De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven –toegelicht. Ten aanzien van a. heeft de directeur toegelicht dat het schriftelijk verslag is opgemaakt door een beëdigd ambtenaar. In
het verslag is duidelijk vermeld dat is geconstateerd dat klagers celluik aan het klapperen was. Daarnaast heeft klager zich agressief gedragen. Wat er daarvoor precies is gebeurd is niet duidelijk, omdat in de koepel van de p.i. Haarlem niet goed is
te
traceren waar geluid vandaan komt. Ten aanzien van b. licht de directeur toe dat sprake is geweest van een verkeerde overboeking van € 70,= op klagers rekening-courant. Dit is gecorrigeerd. Deze correctie is echter niet zichtbaar en dit is aan klager
uitgelegd. Op het complete overzicht van klagers rekening-courant staan alle af- en bijschrijvingen vermeld. Hieruit blijkt niet dat sprake is van onregelmatigheden. Aan klager is gevraagd het te laten weten indien hij iets mist. Klager is nooit
gekomen
met bewijsstukken. De directeur weet niet waarom een foutieve boeking is gedaan. Het is ook niet mogelijk terug te halen vanaf welke rekening de storting is gedaan.

3. De beoordeling
a.
Uit het schriftelijk verslag van 30 april 2014 volgt dat sprake was van veel rumoer op de eerste ring van de koepel. De rapporteur ging op de eerste ring staan om te horen waar het kabaal vandaan kwam en hoorde op dat moment geschreeuw en gebonk uit
klagers cel. Duidelijk te zien was dat het celluik heen en weer ging. Verder volgt uit het schriftelijk verslag dat klager, nadat hij en zijn celgenoot werden aangesproken op het veroorzaken van de geluidsoverlast, het personeelslid hebben
uitgescholden. De directeur heeft ter zitting van de beroepscommissie aangegeven dat de disciplinaire straf niet is opgelegd vanwege het rumoer, nu niet te traceren was waar dit vandaan kwam, maar in verband met hetgeen daarna is voorgevallen. De
beroepscommissie is met de beklagcommissie van oordeel dat de directeur in redelijkheid heeft mogen afgaan op hetgeen is vermeld in het schriftelijke verslag, nu geen aanknopingspunten zijn gevonden voor twijfel aan de inhoud van het verslag. De door
klager overgelegde verklaringen van medegedetineerden leiden niet tot een ander oordeel. De beslissing tot oplegging van de onderhavige disciplinaire straf kan dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden
verklaard.

B.
Het overboeken van bedragen van of naar de rekening-courant van gedetineerden valt onder de verantwoordelijkheid van de directeur. De beroepscommissie is van oordeel dat het voorgaande met zich brengt dat de directeur ook verantwoordelijk is voor een
correcte weergave van de bedragen als vermeld op het overzicht van de rekening-courant. Gebleken is dat op de aan klager verstrekte overzichten van 28 april 2014 en 14 mei 2014 verschillende bedragen zijn vermeld bij “vorig saldo besteedbaar in
instelling” terwijl beide overzichten zien op af- en bijschrijvingen vanaf 22 april 2014. Op grond van het door de directeur overgelegde “totaaloverzicht” van 12 juni 2014 van klagers rekening-courant en de ter zitting gegeven verklaring van de
directeur voor het verschil tussen de overzichten, stelt de beroepscommissie vast dat niet is gebleken is dat klager financieel is benadeeld. Nu klager als gevolg van het verschil tussen de rekeningoverzichten wel zodanig onvoldoende inzicht is gegeven
in het saldo op zijn rekening-courant dat bij hem de indruk kon ontstaan dat hij financieel was benadeeld en de directeur hiervoor verantwoordelijk kan worden gehouden, is de beroepscommissie van oordeel dat het beroep gegrond is. Zij zal de uitspraak
van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding voor het door klager geleden ongemak een tegemoetkoming van € 10,= toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van b. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. P.A.M. Mevis, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 21 november 2014

secretaris voorzitter

Naar boven