Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3852/GV, 2 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:02-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3852/GV

betreft: [klager] datum: 2 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L. van Dijk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 oktober 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager is van mening dat de bestreden beslissing is genomen in strijd met het gelijkheidsbeginsel en dat zijn aanspraken op strafonderbreking niet naar behoren zijn erkend. Klager heeft eerder, op 25 januari 2013, strafonderbreking verleend gekregen op
voorwaarde dat hij niet naar Nederland zou terugkeren. Hij is op 1 november 2014 in Nederland aangehouden en opnieuw gedetineerd teneinde het strafrestant uit te zitten. Een daartegen aangespannen Kort Geding heeft klager verloren. Klager heeft
vervolgens opnieuw om strafonderbreking verzocht. Dit omdat een medegedetineerde, die in een zelfde positie verkeerde als klager, zeer recent opnieuw strafonderbreking op grond van artikel 40a van de Regeling Tijdelijk verlaten van de inrichting
(hierna: de Regeling) verleend kreeg. Klager is van mening dat de afwijzing van zijn verzoek ontoereikend is gemotiveerd omdat zonder nadere toelichting niet valt in te zien waarom in klagers geval anders zou moeten worden beslist dan in het geval van
die hiervoor genoemde medegedetineerde.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers huidige detentie is aangevangen op 1 november 2013 door zijn plaatsing als arrestant in de p.i. Vught. Hij heeft geen geldige verblijfsstatus in Nederland. Hij is eerder, op 24 januari 2013 uitgezet uit Nederland op basis van een hem verleende
strafonderbreking op grond van artikel 40a van de Regeling. Hij is vervolgens kennelijk weer teruggekeerd naar Nederland en heeft daarbij de aan die strafonderbreking verleende voorwaarde overtreden. Het huidige verzoek om strafonderbreking is
afgewezen omdat de voorwaarden verbonden aan de strafonderbreking aangeven dat het overtreden daarvan tot gevolg heeft dat het resterende deel van de bruto straf moet worden uitgezeten. De Staatssecretaris heeft geen vertrouwen in het nakomen van de
voorwaarden bij een nieuwe strafonderbreking. De omstandigheid dat bij een andere gedetineerde mogelijk voor een tweede keer een strafonderbreking op grond van artikel 40a van de Regeling is verleend, is geen omstandigheid waaraan klager rechten kan
ontlenen. De beslissingen omtrent strafonderbreking worden individueel genomen en om die reden kan geen aanspraak gemaakt worden op strijd met het gelijkheidsbeginsel. Klager heeft de aan zijn strafonderbreking verbonden voorwaarden overtreden en komt
daarom, nu de aangevoerde reden voor strafonderbreking niet anders is dan bij het eerste verzoek, niet in aanmerking voor een nieuwe strafonderbreking.

De directeur van de p.i. Ter Apel heeft negatief geadviseerd ten aanzien het verzoek om strafonderbreking.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar, wegens – kortweg – handelen in strijd met artikel 2 van de Opiumwet. De einddatum van zijn detentie is thans vastgesteld op 3 maart 2015.

Op grond van artikel 40a van de Regeling kan aan een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland strafonderbreking voor onbepaalde tijd worden verleend. In het geval van klager kan na ommekomst van de helft van de aan hem opgelegde
vrijheidsstraf strafonderbreking worden verleend. Aan deze strafonderbreking wordt de voorwaarde verbonden dat de betreffende vreemdeling niet naar Nederland terugkeert. Doet hij dat toch, dan wordt de tenuitvoerlegging van de straf hervat.

Klager heeft eerder een strafonderbreking op grond van artikel 40a van de Regeling verleend gekregen op 24 januari 2013 en is vervolgens in strijd met de daaraan verbonden voorwaarde op enig moment teruggekeerd naar Nederland. Op 1 november 2013 is
hij
andermaal in detentie geraakt en hij vraagt thans opnieuw om strafonderbreking.

De beroepscommissie is van oordeel dat, indien een vreemdeling die strafonderbreking op grond van artikel 40a van de Regeling verleend heeft gekregen en in strijd met de daaraan verbonden voorwaarde na enige tijd terugkeert naar Nederland, deze
vreemdeling in beginsel niet meer in aanmerking komt voor een nieuwe strafonderbreking. Dat zou immers het middel van strafonderbreking voor vreemdelingen zonder geldige verblijfstitel ongeloofwaardig maken. Naar het oordeel van de beroepscommissie
zouden slechts zeer uitzonderlijke omstandigheden een hernieuwde strafonderbreking op grond van artikel 40a van de Regeling kunnen rechtvaardigen. Dergelijke uitzonderlijke omstandigheden zijn niet aangevoerd of aannemelijk geworden.
Van strijd met het gelijkheidsbeginsel is niet gebleken. De enkele vermelding dat een medegedetineerde wel in aanmerking zou zijn gekomen voor een hernieuwde strafonderbreking, is daarvoor onvoldoende. Dit verweer wordt daarom verworpen. Derhalve kan
de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 december 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven