Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3286/GB, 18 november 2014, beroep
Uitspraakdatum:18-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/3286/GB

Betreft: [klager] datum: 18 november 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.K.A. van den Bos, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 september 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) en deelname aan een basis penitentiair programma (b.p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 29 januari 2014 gedetineerd. Hij verbleef in de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden. Op 4 september 2014 is klagers verzoek tot plaatsing in een b.p.p. afgewezen. Hiertegen is het beroep gericht.
Op 22 oktober 2014 is klager alsnog geselecteerd voor deelname aan een b.p.p. De ingangsdatum van het b.p.p. is 23 oktober 2014 en klager is ondergebracht bij de p.i.a. Groningen.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is ten onrechte gedegradeerd en de doorfasering dient hierom niet tegengehouden te worden. Een verzoek om de beslissing van degradatie naar het basisprogramma te schorsen, is door de voorzitter van de RSJ toegewezen omdat klagers gedrag
inderdaad
niet aangemerkt kan worden als “rood”. Klager staat weer op “groen”. De selectiefunctionaris is onjuist voorgelicht en daardoor tot de afwijzing gekomen. Voorts heeft de beklagcommissie het beklag van de beslissing tot degradatie gegrond verklaard,
maar
geen tegemoetkoming toegekend. Er dient een compensatie toegekend te worden. Tevens is verzocht om klager, in het bijzijn van zijn raadsvrouw, te horen op het beroepschrift.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het verzoek van klager is afgewezen, omdat klager niet wilde meewerken aan recidive-inperkende maatregelen. De directeur heeft naar aanleiding hiervan beslist dat klager in het kader van DBT van “groen” naar “rood” is gezet. Dit is een beslissing van
de
directeur. Indien een gedetineerde “op rood” staat, is echter artikel 2 sub d van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (de Regeling) van toepassing. Klagers verzoek is daarom afgewezen. Tegen de degradatie heeft klager een
schorsingsverzoek ingediend, welk verzoek is toegewezen in afwachting van de uitspraak van de beklagcommissie. Na een zorgvuldige afweging is besloten om klager alsnog te selecteren voor een b.p.p. Inhoudelijk wordt verwezen naar de selectiebeslissing
van 22 oktober 2014. Verzocht wordt om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

4. De beoordeling
4.1. Namens klager is aangegeven het beroep mondeling te willen toelichten in het bijzijn van zijn raadsvrouw. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu enige onderbouwing daarvoor ontbreekt. De beroepscommissie acht zich op grond van de stukken
voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

4.2. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat de
selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op de over zijn gedrag verstrekte gegevens in het advies van 13 augustus 2014 en het advies van 4 september 2014, in combinatie met artikel 2d van de Regeling niet in
aanmerking kwam voor plaatsing in een z.b.b.i. in combinatie met een b.p.p. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4.4. Namens klager is aangevoerd dat het beklag tegen de degradatie van klager gegrond is verklaard, zonder toekenning van een tegemoetkoming. De beroepscommissie overweegt dat klager tegen dit oordeel van de beklagcommissie beroep heeft kunnen
instellen. De beroepscommissie laat dit argument hier verder buiten beschouwing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven