Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3212/GB, 18 november 2014, beroep
Uitspraakdatum:18-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/3212/GB

Betreft: [klager] datum: 18 november 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.G.E. Koumans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 september 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de invulling van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 12 september 2012 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie De Geerhorst en werd in het kader van zijn detentiefasering geplaatst in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) Te Roer in Roermond. Vanuit deze inrichting is hij
geselecteerd voor deelname aan een p.p. Hiertegen heeft klager bezwaar gemaakt, omdat klager in het kader van zijn p.p. wil werken in Aken, Duitsland. Op 12 september 2014 is het programma aangevangen en is klager administratief ondergebracht bij de
p.i.a. Ter Peel.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Wettelijk gezien is de beslissing juist, maar deze beslissing is niet humaan. Klager heeft geen inkomen, omdat niemand hem verteld heeft dat klager geen uitkering ontvangt indien hij bij zijn zuster staat ingeschreven. Klager kan moeilijk een baan
vinden, omdat vele werkgevers op de hoogte zijn van wat er gebeurd is. Bij andere bedrijven wordt klager geweigerd vanwege zijn strafblad. Omtrent de reclassseringscontrole merkt klager op dat er nooit onaangekondigd een controle plaatsvindt.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is in beroep tegen de plaats waar hij arbeid moet verrichten. Klager heeft laten weten dat hij uitgenodigd is om bij een bedrijf in Duitsland te komen werken. Hij heeft een baan aangeboden gekregen in Aken, welke baan hij mogelijk na afloop van
het p.p. kan behouden. Tijdens detentie mag klager niet in het buitenland verblijven, omdat de Nederlandse wet, en dus ook de Pbw, daar niet van toepassing is. Ook heeft de reclasseringsambtenaar in het buitenland geen enkele bevoegdheid en die kan
daar
geen controle uitoefenen. Een p.p. met een invulling in het buitenland kan niet aan de orde zijn. Voorts heeft klager voor de invulling van zijn p.p. zelf een werkgever te Kerkrade aangebracht waar klager reeds werkzaam was toen hij verbleef in de
z.b.b.i. Die werkgever heeft de garantie gegeven dat klager daar terecht kan voor een daginvulling van minimaal 26 uur per week.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. Met de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in de vorm van een p.p. wordt bijgedragen aan de terugkeer van de gedetineerde in de samenleving. Klager wil invulling geven aan zijn p.p. door zijn werkzaamheden te verrichten in Duitsland.
Vaststaat dat klager invulling kan geven aan zijn p.p. door werkzaam te zijn bij de werkgever in Kerkrade waar hij sinds 7 april 2014 werkt. Deze werkgever heeft verklaard dat klager invulling kan geven aan zijn p.p. voor minimaal 26 uur per week.
Klager heeft deze werkgever zelf aangebracht bij de reclassering.

4.3. In de Nota van toelichting van de Pm staat – voor zover van belang – over het p.p. het volgende: “Een afgestrafte valt ook tijdens zijn deelname aan een p.p. onder de verantwoordelijkheid van het gevangeniswezen”. Nu de directeur van de p.i.a.
Ter Peel, evenals de reclassering, geen bevoegdheid heeft in Duitsland en de klager invulling kan geven aan zijn p.p. in Nederland, kan de onder 3.2. genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in
aanmerking
komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven