nummer: 14/3593/GV
betreft: [klager] datum: 18 november 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 23 september 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. W. Hendrickx, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De beslissing is op geen enkele wijze onderbouwd. Er wordt enkel gesteld dat er geen sprake is van een onherroepelijke veroordeling. Hierdoor ontstaat een scheefgroei met de huidige v.i.-regeling.
Klager
verwijst voorts naar artikel 1a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) waarin is bepaald dat wanneer iemand nog niet onherroepelijk is veroordeeld men rekening kan houden met de einddatum gebaseerd op het laatst
gegeven rechterlijk oordeel. De selectiefunctionaris zou op korte termijn komen met een andere invulling. Dit is tot op heden niet gebeurd.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft een verzoek om strafonderbreking op grond van artikel 40a van de Regeling ingediend. Klager is nog niet onherroepelijk veroordeeld. Hij is in cassatie gegaan. Om
voor strafonderbreking in aanmerking te komen dient een gedetineerde onherroepelijk veroordeeld te zijn. Gedetineerden die niet onherroepelijk zijn veroordeeld kunnen gebruik maken van de mogelijkheid van schorsing van de voorlopige hechtenis.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Ter Apel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Het Openbaar Ministerie heeft geen bezwaar tegen strafonderbreking.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 40a van de Regeling kan aan de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 voor onbepaalde tijd strafonderbreking worden verleend. Op grond van artikel 1, aanhef
en onder q, van de Regeling wordt onder strafonderbreking verstaan de opschorting van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf.
Klager is thans op de titel van voorlopige hechtenis gedetineerd. Noch uit de toelichting op de Regeling, noch uit artikel 570b van het Wetboek van Strafvordering (Sv) waarop de strafonderbreking is gebaseerd, komt naar voren dat artikel 40a van de
Regeling mede ten doel heeft niet-onherroepelijk veroordeelde gedetineerden in aanmerking te laten komen voor strafonderbreking. In voorkomende situaties kan worden verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis als bedoeld in artikel 80 Sv. Het
beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris,
op 18 november 2014
secretaris voorzitter