Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1171/SGA, 9 april 2014, schorsing
Uitspraakdatum:09-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Uitspraak

Nummer : 14/1171/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 9 april 2014

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[ ], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 3 april 2014, inhoudende terugplaatsing in het basisprogramma
(degradatie).

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 4 april 2014 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 8 april 2014.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Per 1 maart 2014 is de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (Regeling Spog) gewijzigd en is het beleidskader
“Dagprogramma, beveiliging en toezicht op maat” (programma DBT) in werking getreden. Een uitvloeisel van genoemde wijziging en invoering van het programma DBT is dat gedetineerden vanuit een basisprogramma kunnen promoveren naar een plusprogramma (met
meer activiteiten) en kunnen degraderen vanuit het plusprogramma naar het basisprogramma. Indien een gedetineerde zogenaamd ‘rood’ gedrag vertoont, komt hij in aanmerking voor directe degradatie. Vast staat dat verzoeker bij gelegenheid van een
urinecontrole op 12 maart 2014 positief heeft gescoord op het gebruik van softdrugs. Dergelijk gebruik valt onder het hiervoor genoemde ‘rode’ gedrag. Verzoeker heeft dat gebruik ook erkend en aangegeven dat hij cannabis heeft gebruikt als
pijnbestrijding omdat eerder - op 7 maart 2014 - zijn (pijn)medicatie niet tijdig was verstrekt. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kon de directeur in dit geval in redelijkheid de bestreden beslissing nemen. Gelet op het tijdsverloop is het
-
naar het voorlopig oordeel van de voorzitter - onvoldoende aannemelijk dat de aangetroffen THC-waarde in verzoekers urine, te meer nu geen verder bijzondere omstandigheden zijn aangevoerd, is veroorzaakt door cannabisgebruik op 7 maart 2014 terwijl het
daarnaast ook op de weg van verzoeker had gelegen om direct, op 7 maart 2014, te melden dat hij een vervangend pijnbestrijdingsmiddel ging gebruiken. Dat heeft hij pas gedaan bij de afhandeling van het verslag omtrent de uitslag van de urinecontrole.
Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 9 april 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven