Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1218/SGA, 10 april 2014, schorsing
Uitspraakdatum:10-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 14/1218/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 10 april 2014

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[ ], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 7 april 2014, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf
van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, voor de duur van zeven dagen, ingaande op 7 april 2014 om 10.30 uur en eindigende op 14 april 2014 om 10.30 uur, wegens het niet opvolgen van (door
personeel gegeven) opdrachten, het dichtdrukken/-trekken van een deur terwijl er een voet tussen geklemd zit en waarbij bijna vingers tussen de deur kwamen.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het ongedateerde klaagschrift alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 10 april 2014.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur komt het volgende naar voren. Verzoeker is op vrijdag 5 april 2014 verslag aangezegd wegens het niet opvolgen van opdrachten van personeel en dichtdrukken/-trekken van een deur terwijl er een voet tussen geklemd zit
en waarbij bijna vingers tussen de deur kwamen. Op maandag 7 april 2014 is verzoeker, na te zijn gehoord, onderhavige disciplinaire straf opgelegd. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter rechtvaardigt klagers gedrag, waarvan blijkt uit dat
hiervoor vermelde verslag, de onderhavige beslissing van de directeur. De omstandigheid dat het verslag niet binnen 24 uur na het opmaken daarvan is afgehandeld door de directeur kan in dit geval niet leiden tot een ander oordeel. Op grond van het
bepaalde in artikel 50 van de Pbw beslist de directeur over het opleggen van een disciplinaire straf zo spoedig mogelijk nadat hem van het betreffende voorval verslag is gedaan. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is voldoende aannemelijk dat
de directeur zo spoedig mogelijk nadat hem verslag is gedaan, heeft beslist. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 10 april 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven