Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1702/SGA, 26 mei 2014, schorsing
Uitspraakdatum:26-05-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 14/1702/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 26 mei 2014

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. M.F.E. Sprenkels, namens

[ ], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Sittard.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 15 mei 2014, inhoudende een ordemaatregel van uitsluiting van deelname
aan de arbeid voor de duur van veertien dagen, ingaande op 15 mei 2014 om 13.00 uur en eindigende op 29 mei 2014 om 13.00 uur, wegens vernieling van een wc bij de werkzaal.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 21 mei 2014 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 23 mei 2014.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur maakt de voorzitter op dat in de afgelopen periode op de werkzaal meerdere ordeverstoringen hebben plaatsgevonden. Op 14 mei 2014 is geconstateerd dat er vernielingen zijn aangebracht op een wc bij de werkzaal. Geen
van de gedetineerden uit de groep die op dat moment aan het werk was, heeft schuld bekend of verteld wie de schuldige is. Gelet op het vorenstaande, en in aanmerking genomen de mededeling van de directeur dat de ordemaatregel mede is opgelegd om nader
te onderzoeken wie verantwoordelijk is voor de vernieling van de wc, is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter voldoende aannemelijk geworden dat het opleggen van de ordemaatregel aan verzoeker – die deel uitmaakte van de groep gedetineerden die
ten tijde van de vernieling aan het werk was – noodzakelijk is in verband met de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. De bestreden ordemaatregel kan naar het voorlopig oordeel van de voorzitter dan ook niet worden aangemerkt als
onredelijk en onbillijk. De voorzitter zal het schorsingsverzoek derhalve afwijzen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 26 mei 2014

secretaris voorzitter

Naar boven