Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2553/TA, 14/2557/TA en 14/3630/TA, 24 november 2014, beroep
Uitspraakdatum:24-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2553/TA, 14/2557/TA en 14/3630/TA

betreft: [klager] datum: 24 november 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen uitspraken van 25 juni 2014 en 8 september 2014 van de beklagcommissie bij FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 november 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.H.J. van Rhijn, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...],
juridisch medewerker. Van de zijde van de inrichting was [...] als toehoorder aanwezig.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a) de inbeslagname van spelcomputers (Xbox 360 en Playstation 3) op 10 januari 2014,
b) het voortduren van de inbeslagname op 27 februari 2014,
c) het voortduren van de inbeslagname in mei en juli 2014.

De beklagcommissie heeft het beklag onder a) t/m c) ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht. Er wordt door de inbeslagname ten onrechte een inbreuk op zijn eigendomsrecht gemaakt die tot op heden voortduurt. De
inrichting maakt misbruik van haar bevoegdheid. De spelcomputers zijn voor controle in beslag genomen, terwijl duidelijk is dat deze niets te maken hebben met een contact dat met een datingsite is gelegd, en geen verboden voorwerpen zijn. Een dag na
de
inbeslagname heeft klager al gemeld dat niet hij op internet was geweest; iemand van buiten de inrichting beheert voor hem zijn profiel op een datingsite. Hij zal niet melden wie dat profiel beheert, omdat dit de inrichting niets aangaat. De
inrichting
stelt dat na de inbeslagname van de spelcomputers geen activiteit van klager op het internet meer is geconstateerd. De inrichting moet er echter van op de hoogte zijn dat het profiel kort nadat de inrichting daarvan kennis had genomen is verwijderd, nu
de inrichting voortdurend dat profiel heeft bezocht. Met de spelcomputers kan klager geen netwerkverbinding maken. Wel zou hij met anderen on line kunnen gamen, maar daar is communicatieapparatuur voor nodig waarover klager niet beschikt. Klager speelt
derhalve ‘single’ spelletjes op zijn spelcomputers. De inrichting heeft geen wifi-netwerk. Verder is niet onderbouwd dat klager eerder, in de Pompestichting, via internet een website zou hebben onderhouden. Er staan slechts stukken van klager op de
desbetreffende website over de leugens om hem in de tbs te kunnen houden. Er is geen enkel causaal verband tussen het beschikbaar stellen van stukken aan een website en het kunnen beschikken over internet op de kamer.
Klager heeft er geen bezwaar tegen als onderzoek wordt gedaan naar het onklaar maken van internetmogelijkheden op zijn spelcomputers, die er zijns inziens niet zijn.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De spelcomputers zijn in beslag genomen voor controle, maar ook vanwege de mogelijkheid om daarmee op internet te komen. Tijdens
zijn verblijf in de Pompestichting heeft klager een website onderhouden en in de inrichting bleek hij actief te zijn op een datingsite. De inrichting heeft geen zicht op klagers contacten en vindt dit onverantwoord. Klager kan de spelcomputers
terugkrijgen als hij schriftelijk toelicht hoe hij zijn gebruik van internet in de toekomst ziet. Voorkomen moet worden dat klager op internet zit zonder dat de inrichting dit weet. Klager weigert de bedoelde schriftelijke toelichting te geven. Dit
maakt dat de spelcomputers, puur vanwege de internetmogelijkheid, voor klager verboden voorwerpen zijn. Het is onbekend of de internetmogelijkheid van de spelcomputers onklaar gemaakt zou kunnen worden en of de spelcomputers daarna nog bruikbaar zijn.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 44, derde lid, Bvt kan het hoofd van de inrichting bepalen dat een verpleegde een hem toebehorend voorwerp niet in zijn persoonlijke verblijfsruimte mag plaatsen of bij zich mag hebben, indien dit noodzakelijk is ter bescherming van
de
maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen, dan wel de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting.

Volgens artikel 10, eerste lid, van de huisregels van de inrichting is het een patiënt niet toegestaan in het bezit te zijn van communicatieapparatuur.

Geconstateerd is dat door of voor klager op 8 januari 2014 om 04.00 uur internetcontact heeft plaatsgevonden en dat daarbij een medewerkster van de inrichting op een datingsite is benaderd. In het licht daarvan is inbeslagname van de op klagers kamer
aangetroffen spelcomputers voor onderzoek niet in strijd met de wet en evenmin onredelijk of onbillijk. Ook het voortduren van de inbeslagname acht de beroepscommissie niet in strijd met de wet noch onredelijk of onbillijk. Weliswaar kan niet worden
vastgesteld of klager daadwerkelijk op internet is geweest door middel van gebruik van zijn spelcomputers en ontkent klager de mogelijkheid daarvan nadrukkelijk, maar vast staat dat met een Xbox 360 en een Playstation 3, zoals ook uit het door de
inrichting verrichte onderzoek is gebleken, toegang kan worden verkregen tot internet. De omstandigheid dat de inrichting duidelijkheid van klager verlangt over genoemd internetcontact en zijn visie op het gebruik van internet in de toekomst kan niet
onredelijk worden geacht in het licht van het door de inrichting gewenste zicht op klagers contacten; dit gelet op het door de strafrechter bewezen verklaarde indexdelict en de omstandigheid dat tijdens klagers verblijf in de Pompestichting aangifte
van
belaging door klager is gedaan. Van de inrichting kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet worden gevergd dat zij voortdurend moet controleren of ongewenste contacten van klager via internet zich daadwerkelijk voordoen. De beroepen zullen
derhalve ongegrond worden verklaard.

De beroepscommissie geeft de inrichting overigens in overweging eventueel te (laten) onderzoeken of klagers spelcomputers zodanig onklaar gemaakt kunnen worden dat toegang tot internet onmogelijk is.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. R.M. Maanicus, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 24 november 2014

secretaris voorzitter

Naar boven