Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2290/TR, 24 november 2014, beroep
Uitspraakdatum:24-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2290/TR

betreft: [klager] datum: 24 november 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen de weigering van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris, een beslissing op een verzoek te nemen,

alsmede van de overige stukken.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 november 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.T.E. Vis, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst
Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft niet beslist op het verzoek van klager hem vervroegd te plaatsen in een tbs-inrichting.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 13 oktober 2011 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De datum van vervroegde invrijheidstelling van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is 1 mei 2015.
Klager heeft bij brief van 19 maart 2013 aan de Afdeling Forensische Zorg (de beroepscommissie begrijpt: van het ministerie van Veiligheid en Justitie) verzocht om vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting. De Staatssecretaris heeft klager bij brief
van 14 mei 2013 doorverwezen naar het PMO van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den Ijssel.
Bij brief van 9 juni 2014 heeft verzoeker het Bureau selectiefunctionarissen van het ministerie van Veiligheid en Justitie verzocht om plaatsing in een psychiatrische inrichting c.q. een tbs-inrichting. Dit verzoek is op 17 juni 2014 per e-mail
doorgezonden naar de p.i. Krimpen aan den Ijssel, de inrichting waarin klager ook ten tijde van het indienen van zijn beroep verblijft.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Op zijn verzoeken om overplaatsing heeft klager noch zijn raadsman ooit een reactie van de p.i. Krimpen aan den Ijssel ontvangen. De Staatssecretaris is beslissingsbevoegd. Klager dient daarom in zijn beroep te worden ontvangen.
Klager heeft hulp en begeleiding nodig, die hij in de p.i. nauwelijks krijgt. Het personeel weet niet hoe met hem om te gaan en klager weet dit ook niet. Klager ervaart moeilijkheden met medegedetineerden die mogelijk het gevolg zijn van zijn
geestelijke problematiek. Daarom wil hij naar een inrichting waar men goed met hem en zijn problematiek om kan gaan en problemen kan zien aankomen. De p.i. Krimpen aan den Ijssel is daartoe onvoldoende toegerust. In 2012 zijn er twee incidenten geweest
waarvoor klager een disciplinaire straf van een aantal dagen strafcel heeft gehad. Daarna hebben nog vele incidenten plaatsgevonden waarop geen straf of maatregel is gevolgd. Klager verblijft weliswaar op een reguliere afdeling, maar er is sprake van
agressieproblematiek en noodzaak van behandeling. Klager heeft ondanks zijn hulpvraag geen gesprekken met een psychiater. Er vindt in de p.i. geen jaarlijkse beoordeling van de noodzaak van vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting plaats. Klager
heeft
ook geen enkel inzicht in hoe het PMO met zijn situatie omgaat, nu hem afschrift van verslagen van de PMO-besprekingen wordt onthouden. Daarover loopt nog een beklagprocedure. In het onderhavige beroep gaat het om de omstandigheid dat de inrichting
niets doet om de noodzaak van overplaatsing te beoordelen. Klager gedraagt zich in wezen goed, maar is een tikkende tijdbom, waardoor het mogelijk een keer fout gaat. Het is een verkeerde insteek hem tegen te werpen dat het nog niet fout is gegaan. Nu
de p.i. niets doet, is het noodzakelijk dat een inhoudelijke toets wordt toegepast en een onderbouwde beslissing wordt genomen over vervroegde plaatsing van klager in een tbs-inrichting. Als anders wordt beslist, hoopt klager dat de Staatssecretaris in
ieder geval kan toezeggen dat klager daadwerkelijk op 1 mei 2015 in een tbs-inrichting wordt geplaatst.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Er is geen voor beroep vatbare beslissing genomen. De selectiefunctionaris heeft terecht klagers verzoek doorverwezen naar de p.i. van verblijf, die regelmatig dient te toetsen of er reden is voor vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting en een
vermoeden daarvan voorlegt aan de Commissie GGG. Dit is een interne aangelegenheid van een p.i. De inrichting ziet blijkbaar geen aanleiding om het verzoek van klager voor te leggen aan die Commissie, omdat het volgens de aan de p.i. verbonden
psycholoog naar omstandigheden best goed gaat met klager. Er zijn gesprekken met deze psycholoog; klager kan zich op een reguliere afdeling staande houden en ook van zich afbijten als dat nodig is. Er is geen aanleiding hem in een Penitentiair
Psychiatrisch Centrum (PPC) te plaatsen. Het niet verkrijgen van inzicht in de PMO-besprekingen betreft een interne aangelegenheid van de p.i. Daarover dient de beklagcommissie een beslissing te nemen. Als de beroepscommissie daarover een beslissing
neemt, is sprake van doorkruising van procedures.
Klagers psychische problematiek en de behandelnoodzaak staan niet ter discussie. Er is ook begrip voor klagers wens tot vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting en het feit dat hij lijdt onder de gevangenisstraf. Het uitgangspunt sinds de afschaffing
van de Fokkensregeling is echter dat eerst de gevangenisstraf ten uitvoer gelegd wordt en daarna de tbs-maatregel, tenzij sprake is van detentieongeschiktheid. Hiervan is in klagers geval niet gebleken. Niet kan worden toegezegd dat klager
daadwerkelijk
op 1 mei 2015 in een tbs-inrichting wordt geplaatst.

4. De beoordeling
Het onderhavige beroep is gericht tegen de weigering van de Staatssecretaris om klagers verzoek om vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting ex artikel 13, tweede lid, Wetboek van strafrecht (WvSr) jo artikel 42, tweede lid, onder a, Penitentiaire
maatregel (Pm) in behandeling te nemen en daarop te beslissen.

Het uitgangspunt is dat de Staatssecretaris een overplaatsingsverzoek van een ter beschikking gestelde (tbs-gestelde) zelf in behandeling neemt en alvorens daarop te beslissen relevante inlichtingen bij de inrichting van verblijf opvraagt (vgl.
uitspraak 00/657/TB van 20 november 2000, zoals nader uitgewerkt bij uitspraak 07/2890/TB van 20 maart 2008).

Naar het oordeel van de beroepscommissie dient dit uitgangspunt eveneens te gelden ten aanzien van een verzoek van een tbs-gestelde met een zogeheten combivonnis, tot vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting (gedurende de tenuitvoerlegging van de
gevangenisstraf). Als de Staatssecretaris een dergelijk verzoek van een tbs-gestelde ontvangt, dient de Staatssecretaris derhalve zelf daarop een inhoudelijk onderbouwde beslissing te nemen, zoals de Staatssecretaris blijkens een beroep van een andere
tbs-gestelde dan klager op 19 juni 2013 ook heeft gedaan (uitspraak 13/2300/TR van 2 december 2013). De beroepscommissie heeft niet vernomen dat en waarom de Staatssecretaris de jurisprudentie van de beroepscommissie op dit punt niet wil volgen.

Klager heeft, nadat hij eerder tevergeefs een verzoek om vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting bij de Staatssecretaris had ingediend, vervolgens een verzoek ingediend bij de selectiefunctionaris die namens de Staatssecretaris beslist op een
verzoek
tot overplaatsing van een gedetineerde naar een psychiatrisch ziekenhuis.
Naar het oordeel van de beroepscommissie had de selectiefunctionaris klagers verzoek, voor zover dat ziet op vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting van een gedetineerde aan wie tevens tbs is opgelegd, moeten doorverwijzen naar de afdeling Plaatsing
Forensische Zorg van het ministerie van Veiligheid en Justitie die namens de Staatssecretaris beslist op verzoeken tot plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting dan wel op verzoeken van gedetineerden in penitentiaire inrichtingen aan wie tevens
tbs is opgelegd tot vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting.

De weigering van de Staatssecretaris is krachtens artikel 56, vijfde lid, Bvt aan te merken als een afwijzende beslissing waartegen op grond van artikel 69, eerste lid onder f, Bvt beroep kan worden ingesteld.
Klager kan derhalve worden ontvangen in het beroep.

Nu de aldus als beslissing aangemerkte weigering niet is gemotiveerd dient zij te worden vernietigd. In de beroepsprocedure is door de Staatssecretaris weliswaar gesteld dat de in artikel 29 Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van
gedetineerden voorgeschreven procedure is gevolgd, maar deze stelling is niet onderbouwd, terwijl uit de stukken van dit beroep niet voortvloeit dat die prodedure is gevolgd.

De beroepscommissie zal daarom met toepassing van het bepaalde in artikel 13, vierde lid, WvSr in verbinding met artikel 66, derde lid, onder a van de Bvt en artikel 69, vijfde lid van de Bvt de Staatssecretaris opdragen met inachtneming van deze
uitspraak - derhalve op grond van artikel 13, tweede lid, WvSr en artikel 42 Pm - een nieuwe beslissing te nemen, en wel binnen uiterlijk een maand na ontvangst van deze uitspraak.
De beroepscommissie acht in dit stadium van de procedure geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op met inachtneming van deze uitspraak binnen uiterlijk een maand na ontvangst ervan een nieuwe beslissing te nemen.
Zij bepaalt dat geen tegemoetkoming aan klager wordt toegekend.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. R.M. Maanicus, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 24 november 2014

secretaris voorzitter

Naar boven