Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3089/GA, 14/3090/GA e.a., 24 november 2014, beroep
Uitspraakdatum:24-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3089/GA, 14/3090/GA, 14/3091/GA, 14/3092/GA, 14/3094/GA en 14/3095/GA

betreft: [klaagsters] datum: 24 november 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. F.A.G.M. Landerloo, namens

[...], verder te noemen klaagsters,

gericht tegen de uitspraken van 22 augustus 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Ter Peel, betreffende het dagprogramma in de periode van 1 maart 2014 tot en met 14 juli 2014,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

De beklagrechter heeft klaagsters niet-ontvankelijk verklaard in hun klachten op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Ter Peel in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op de beroepen en klaagsters alsmede hun raadsvrouw om de beroepen schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
In beroep heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat de klachten betrekking hebben op het dagprogramma dat klaagsters in de periode van 1 maart 2014 tot en met 14 juli 2014 is aangeboden. De klaagschriften dateren van 24 juli 2014 en zijn op 30 juli
2014 door de beklagcommissie ontvangen. Ingevolge artikel 61, vijfde lid, van de Pbw dient het klaagschrift uiterlijk te worden ingediend op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te
beklagen. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest. Gelet op het vorenstaande en nu niet is gebleken van feiten en
omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat klaagsters niet in verzuim zijn geweest, is de beroepscommissie van oordeel dat de klachten niet binnen de in artikel 61, vijfde lid, van de Pbw genoemde beklagtermijn zijn
ingediend. De beroepscommissie zal de beroepen derhalve ongegrond verklaren en de uitspraken van de beklagrechter bevestigen met wijziging van de gronden.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Holten, leden, in tegenwoordigheid van
R. Boerhof, secretaris, op 24 november 2014

secretaris voorzitter

Naar boven