Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4264/GB, 21 november 2014, beroep
Uitspraakdatum:21-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/4264/GB

Betreft: [klager] datum: 21 november 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. van Hees, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 november 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 21 november 2014 te melden in de gevangenis van de locatie Hoogvliet te Rotterdam ongegrond verklaard.

2. De feiten
Op 24 oktober 2014 is klager opgeroepen zich op 21 november 2014 te melden in de gevangenis van de locatie Hoogvliet voor het ondergaan van 89 dagen gevangenisstraf. Op 31 oktober 2014 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 12
november 2014 ongegrond is verklaard. In verband met de afdoening van het beroep is de dag waarop klager zich dient te melden thans gesteld op 25 november 2014 in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager was niet op de hoogte van zijn veroordeling en de oproep kwam dan ook onverwacht. Klager verzorgt zijn moeder, die geen Nederlands spreekt en meerdere chronische aandoeningen heeft, waaronder reuma en suikerziekte. De selectiefunctionaris stelt
dat klager geen bewijsstukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat klager de enige is die verantwoordelijk is voor zijn moeder, maar klager heeft wel stukken overgelegd. Een brief van de huisarts bevestigt dat klagers moeder afhankelijk is van klagers
zorg. De tenuitvoerlegging van klagers gevangenisstraf heeft tot gevolg dat vervangende zorg voor klagers moeder moet worden geregeld. Dit is onmogelijk in de korte tijdsspanne die klager is gegeven. De zorg voor klagers moeder kan namelijk niet worden
vervangen door thuiszorg. Voorts zorgt de korte termijn tussen de oproep en de melddatum er voor dat wettelijke waarborgen zoals de mogelijkheid om beroep in te stellen bij de beroepscommissie feitelijk niet kunnen worden aangewend. Hierover heeft de
Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) een advies gegeven aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De selectiefunctionaris stelt in de bestreden beslissing dat door het nieuwe beleid de vigerende rechtspositieregelingen
niet illusoir zijn geworden. Dit standpunt is niet beargumenteerd en staats haaks op het gegeven advies. Tevens is klager gediagnosticeerd met PTSS naar aanleiding van gebeurtenissen tijdens de oorlog in Somalië. Door een eerdere detentie zijn
herinneringen naar boven gekomen, waardoor klager in paniek raakt bij de gedachte aan de komende detentie. Klager heeft hiervoor hulp gezocht in verband met een ExIT-traject vanuit de afdeling Werk en Inkomen van de gemeente Rotterdam. Een detentie zou
deze stap vooruit teniet doen. Klager zal een gratieverzoek indienen onder de voorwaarde dat hij een taakstraf uitvoert. De korte termijn tussen de oproepdatum en de melddatum maakt dit lastig, nu de behandeling van het verzoek tot gratie enige tijd
zal
duren. De selectiefunctionaris stelt dat klager niet onderbouwd heeft dat hij detentieongeschikt is en dat nergens uit blijkt dat hij onder behandeling is. Klager stelt niet dat hij detentieongeschikt is, maar klager is wel onder behandeling en een
detentie zou deze behandeling onderbreken. Wegens de korte tijdsspanne heeft klager nog geen nadere onderbouwing hiervoor.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Voorop staat dat de gevolgen van een vrijheidsstraf voor rekening en risico zijn van de veroordeelde. Om deze reden, en om de capaciteit binnen het gevangeniswezen zo efficiënt mogelijk te benutten, wordt slechts in uitzonderlijke omstandigheden
uitstel
verleend. Voorop staat de noodzaak tot tenuitvoerlegging. Uit de brief van de huisarts blijkt dat klagers moeder afhankelijk is van de zorg van klager. Door klager is in dit kader niet onderbouwd dat er geen andere familieleden dan wel instanties zijn
die de zorgtaak tijdelijk kunnen overnemen. Ten aanzien van klagers standpunt dat door het nieuwe beleid de vigerende rechtspositieregeling illusoir is geworden, merkt de selectiefunctionaris op dat de Dienst Justitiële Inrichtingen tegemoet is gekomen
aan het advies van de RSJ. De termijn tussen het versturen van de oproep en de melddatum is van drie naar vier weken verlengd. Klager heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij onder behandeling is voor zijn PTSS. In de inrichting is sprake
van een medische dienst en een daartoe behorende inrichtingsarts.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager heeft verzocht om uitstel van zijn meldplicht in verband met de zorg voor zijn moeder en de behandeling van zijn PTSS. Uit de door klager overgelegde stukken, waaronder de verklaring d.d. 7 november 2014 van de huisarts van klagers
moeder, blijkt dat klager de zorg draagt voor zijn moeder en dat hulp voor zijn moeder geboden is. Zij heeft meerdere chronische aandoeningen, zoals reuma en suikerziekte. De huisarts geeft aan dat klagers moeder het niet alleen kan. Uit de stukken
blijkt echter niet dat klager de enige persoon is die de zorg voor zijn moeder kan dragen. Voorts is de beroepscommissie van oordeel dat klager medische en psychische hulp kan krijgen in de p.i. Krimpen aan den IJssel voor zijn PTSS. Niet gebleken is
dat deze omstandigheid in de weg staat aan de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf. Gelet op het voorgaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van I.C.E. Spierings, secretaris, op 21 november 2014

secretaris voorzitter

Naar boven