Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2808/GA, 21 november 2014, beroep
Uitspraakdatum:21-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2808/GA

betreft: [klager] datum: 21 november 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.G.L.Bovens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 juli 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om
het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een weigering van de directeur om een selectieadvies op te stellen voor verzoekers overplaatsing vanuit de p.i. Amsterdam Over-Amstel naar een andere p.i.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Anders dan de beklagcommissie heeft aangenomen, was het beklag niet gericht tegen een beslissing om klager niet over te plaatsen maar tegen de weigering van de directeur om een selectieadvies op te stellen en in te zenden naar de selectiefunctionaris.
Dat is een beslissing als bedoeld in artikel 60, tweede lid, van de Pbw, en dus beklagwaardig. Klager is daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. Op 23 mei 2014 is namens klager aan de directeur verzocht een
overplaatsingsvoorstel
te doen aan de selectiefunctionaris. De behandelcoördinator van het PPC heeft daarop geantwoord dat klager volgens de inrichting op de juiste plek zit en dat daarom geen overplaatsing zal worden gerealiseerd. Gelet daarop is namens klager op 3 juni
2014
een overplaatsingsverzoek ingediend bij de selectiefunctionaris. Deze heeft dat verzoek doorgezonden aan het PPC met het verzoek om een selectieadvies op te stellen. Dit is door de directeur geweigerd, waardoor de selectiefunctionaris niet heeft kunnen
beslissen op dat verzoek. Klager is van mening dat de directeur te allen tijde verplicht is een selectieadvies op te stellen als een gedetineerde via de selectiefunctionaris verzoekt om overplaatsing. De directeur heeft daarbij de mogelijkheid om
negatief te adviseren. Door te weigeren een selectieadvies op te stellen gaat de directeur op de stoel van de selectiefunctionaris zitten en dat is in strijd met de wet. Ten overvloede merkt klager nog op dat een overplaatsing van de crisisafdeling van
het PPC naar een reguliere afdeling van het PPC geen interne overplaatsing is. Beide inrichtingen/afdelingen hebben een eigen aanwijzing. Voor overplaatsing is een beslissing van de selectiefunctionaris noodzakelijk. Dat blijkt ook uit de beslissing
van
de selectiefunctionaris van 9 juli 2014, waarvoor door de directeur wel een selectieadvies is opgemaakt. In dat advies heeft de directeur overigens ten onrechte klagers wens voor een externe overplaatsing buiten beschouwing gelaten. Klager verzoekt de
beroepscommissie te bepalen dat de directeur alsnog een selectieadvies opstelt, strekkende tot externe overplaatsing.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts is aangevoerd dat mogelijk de indruk is gewekt dat het standpunt van de directeur ten aanzien van klagers verblijf in het PPC voldoende besproken is. Klager verbleef ten
tijde
van het indienen van zijn klacht in de locatie De Singel, een afdeling van het PPC met een hoog zorgniveau en een hoge zorgindicator. Aan klager is toen duidelijk aangegeven dat klager daar op de juiste plek verbleef en dat hij niet meer gevaar liep
dan
andere gedetineerden aldaar. Klagers stelling dat hij zich bedreigd voelt is bekend bij de inrichting. De beleving van die bedreiging vormt een onderdeel van de problemen van klager, waarvoor hij is overgeplaatst vanuit de p.i. Haarlem naar het PPC.
Volgens de behandelcoördinator en de psychiater is klager de drager van het probleem, hetgeen zou betekenen dat hij bij overplaatsing naar een ander PPC dit probleem met zich mee zou nemen. Om aan klagers wensen tegemoet te komen is gezocht naar
alternatieven en is besloten om het aan te melden voor een reguliere PPC-plaatsing. Op 9 juli is het daartoe strekkende selectieadvies aan de selectiefunctionaris verzonden en de selectiefunctionaris heeft overeenkomstig het advies besloten. Klager is
vervolgens op 11 juli 2014 overgeplaatst naar het PPC in de locatie Het Veer. Na enige tijd was er sprake van verslechtering van het gedrag van klager waardoor hij op 30 juli 2014 is teruggeplaatst naar de locatie De Singel. Op 26 augustus 2014 is
klager overgebracht naar het Pieter Baan Centrum te Utrecht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie kan zich niet verenigen met de bestreden uitspraak van de beklagcommissie en zal deze vernietigen.

Het beklag is, anders dan waarvan de beklagcommissie bij haar beoordeling is uitgegaan, niet gericht tegen de weigering om verzoeker over te plaatsen maar tegen de weigering van de directeur om, naar aanleiding van een verzoek van klager tot
overplaatsing naar een andere inrichting, een selectieadvies op te stellen en dit te zenden aan de selectiefunctionaris. Een dergelijke weigering is een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60, tweede lid, van de Pbw, en mitsdien
beklagwaardig. Klager is daarom ontvankelijk in zijn beklag.

Indien een gedetineerde – rechtstreeks dan wel door tussenkomst van (medewerkers van) de inrichting – een verzoek tot overplaatsing naar een andere inrichting doet, geldt voor de directeur de verplichting om een selectieadvies op te stellen en dit aan
de selectiefunctionaris te zenden. De vraag die hier moet worden beantwoord is of de directeur aan die verplichting heeft voldaan. Toen namens klager dat verzoek tot overplaatsing werd gedaan (op of omstreeks 23 mei 2014) is in eerste instantie door
medewerkers van de inrichting gezocht naar alternatieven voor plaatsing binnen de inrichting, waarbij recht zou kunnen worden gedaan aan klagers gevoelen met betrekking tot zijn verblijf in het PPC. Dit is ook met klager en zijn raadsman
gecommuniceerd.
Klager heeft vervolgens op 3 juni 2014 een verzoek tot overplaatsing gericht aan de selectiefunctionaris, naar aanleiding waarvan de selectiefunctionaris aan de directeur heeft verzocht om een selectieadvies, welk advies op 9 juli 2014 door de
directeur
aan de selectiefunctionaris is gezonden en op basis waarvan is besloten klager over te plaatsen naar een reguliere zorgafdeling binnen het PPC. De beroepscommissie acht het tijdsverloop tussen het eerste aangeven van klager dat hij graag zou willen
worden overgeplaatst naar een andere inrichting en het indienen van het selectieadvies bij de selectiefunctionaris niet zodanig lang, dat dit als onredelijk zou moeten worden aangemerkt noch dat dit zou moeten worden aangemerkt als een weigering van
de
directeur om een selectieadvies op te stellen. Nu er geen sprake is van een weigering om een selectieadvies op te stellen, moet het beklag alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Holten , leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 november 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven