Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3980/GV, 2 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:02-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3980/GV

betreft: [klager] datum: 2 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.F. Schadd, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 oktober 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. G.F. Schadd om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Niet voldaan is aan het vereiste zoals omschreven in artikel 35 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Er is sprake van een zodanig bijzondere omstandigheid in de persoonlijke
sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Klager heeft afdoende aannemelijk gemaakt dat het verlenen van een strafonderbreking noodzakelijk is. Zijn ex-vrouw heeft ernstige psychische problemen. Omdat zij geen vaste woon- of
verblijfplaats heeft, is klager belast met het ouderlijk gezag. Doordat zijn kinderen jarenlang in een traumatische omgeving hebben geleefd, hebben ze ernstige psychische problemen opgelopen en is het daarom nu noodzakelijk dat voor zijn kinderen de
juiste hulp wordt uitgezet. Strafonderbreking is aangevraagd om met alle betrokken partijen te kunnen overleggen. De duur van de strafonderbreking is opengelaten. Met een medewerker van het b.s.d. is overeengekomen dat de duur zes tot acht weken zal
zijn. Pleegzorg en Jeugdzorg zitten in een patstelling. De b.s.d.-medewerker heeft zich niet gehouden aan afspraken. Op 2 september 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden met een afgevaardigde van de directie. Het advies vrijheden is niet naar waarheid
opgemaakt. Strafonderbreking is van belang voor zijn kinderen. Klager en de raadsman wensen een en ander graag mondeling toe te lichten.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Bureau Jeugdzorg en pleegzorg verkeren in een patstelling waardoor klager zich zorgen maakt over zijn kinderen. Klager wil graag strafonderbreking om door middel van een gesprek deze patstelling te doorbreken. Zowel het Openbaar Ministerie (OM) als de
directeur van de p.i. heeft negatief geadviseerd. Het OM acht geen redenen aanwezig die een strafonderbreking rechtvaardigen en de directeur acht de aanwezigheid van klager bij een gesprek met Bureau Jeugdzorg en pleegzorg niet noodzakelijk. Bij de
ontstane patstelling schijnt de rol van klagers ex-vrouw groot te zijn. De aanwezigheid van klager bij een dergelijk gesprek zal dan naar grote waarschijnlijkheid niet bijdragen aan het oplossen van het probleem. Het probleem betreft een discussie
tussen Bureau Jeugdzorg en pleegzorg over het wel of niet bieden van psychologische hulp aan klagers kinderen. De kinderen worden momenteel goed opgevangen door klagers zus en zwager. Klager kan de organisaties uitnodigen voor een gesprek en hun
telefonisch of schriftelijk zijn reactie te geven. Klager heeft dit echter (nog) niet gedaan. Een gesprek met de organisaties kan op één dag worden geregeld. Hiervoor kan een aanvraag voor incidenteel verlof worden ingediend. Er is geen sprake van een
zodanig bijzondere omstandigheid in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Indien het onmogelijk is om op andere manieren contact te leggen tussen klager en de organisaties zal er op grond van de einddatum
detentie, te weten 23 november 2018, een verzoek tot begeleid incidenteel verlof gedaan kunnen worden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Vught heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het OM heeft aangegeven geen reden te zien voor een strafonderbreking.
De politie heeft geen bezwaar tegen strafonderbreking voor de duur van twee weken indien daaraan voorwaarden worden verbonden.

3. De beoordeling
Klager en zijn raadsman wensen in de gelegenheid te worden gesteld het beroep mondeling nader toe te lichten. Dit verzoek is echter niet nader onderbouwd. De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken voldoende voorgelicht om op het beroep
te beslissen en wijst het verzoek daarom af.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijftien jaar met aftrek, wegens opzettelijke overtreding van de Opiumwet. Aansluitend dient hij eventueel zes dagen subsidiaire hechtenis te ondergaan. De datum van invrijheidstelling is thans bepaald op 23
november 2018.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van verlof. Klager heeft een verzoek tot strafonderbreking ingediend om door middel van een gesprek met Bureau Jeugdzorg en pleegzorg een patstelling te kunnen doorbreken. De beroepscommissie acht onvoldoende duidelijk geworden voor het oplossen van
welk probleem zijn aanwezigheid buiten de inrichting noodzakelijk is. De gestelde patstelling geeft daarvoor onvoldoende inzicht. Derhalve moet worden geoordeeld dat de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 2 december 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven