Nummer : 14/4102/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 10 november 2014
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Hoogvliet te Rotterdam.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 3 november 2014, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf
van – zo verstaat de voorzitter – veertien dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 3 november 2014 om 11.00 uur en eindigend op 17 november 2014 om 11.00 uur, wegens het voorhanden hebben van contrabande in de verblijfsruimte (een mobiele
telefoon, een oplader en twee torque sleutels).
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek tevens als klaagschrift wordt ingeschreven en van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 5 november 2014.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur wordt voldoende aannemelijk dat de genoemde contrabande is aangetroffen in een radio in verzoekers
verblijfsruimte. Dit wordt door verzoeker ook niet ontkend. Hetgeen door verzoeker is aangevoerd omtrent de herkomst van de radio (en de contrabande die daarin was verstopt) is – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – onvoldoende aannemelijk
geworden. Naar het voorlopig oordeel is van de voorzitter is evenwel oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de maximaal toegestane duur in het onderhavige geval, ook gelet op het feit dat uit de inlichtingen van de
directeur niet blijkt dat er sprake is van eerder bij verzoeker aangetroffen contrabande of van een uitgebreide geschiedenis van disciplinaire bestraffingen, zodanig onredelijk en onbillijk dat dit een toewijzing van het verzoek rechtvaardigt. Het
verzoek zal daarom worden toegewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden disciplinaire straf met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.
Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 november 2014.
secretaris voorzitter