Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2829/SGA, 13 augustus 2014, schorsing
Uitspraakdatum:13-08-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 14/2829/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 13 augustus 2014

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. W.E.R. Geurts, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 16 juli 2014, inhoudende de terugplaatsing van verzoeker vanuit het
plusprogramma naar het basisprogramma (degradatie) in verband met het voorhanden hebben van een mobiele telefoon in de inrichting waardoor de orde en veiligheid is verstoord. Dit wordt door de directeur als ‘rood’ gedrag aangemerkt.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het door de raadsman in kopie meegezonden klaagschrift van 7 augustus 2014 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 12 augustus 2014.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. De voorzitter acht voldoende aannemelijk dat op verzoekers dubbelcel een mobiele telefoon is aangetroffen. Daarvoor kan onder omstandigheden een
disciplinaire straf worden opgelegd. Dat is ook geschied. De omstandigheid dat de voorzitter de tenuitvoerlegging van die disciplinaire straf vervolgens heeft geschorst doet daaraan niet af. Het niet melden van de aanwezigheid van contrabande, waardoor
de orde en veiligheid in de inrichting in gevaar kan worden gebracht, kan mede gelet op de jurisprudentie van de beroepscommissie met betrekking tot contrabande op dubbelcel – in het geval van verzoeker worden bestempeld als ‘rood’ gedrag. Dit
rechtvaardigt – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – de thans aan de orde zijnde beslissing van de directeur om verzoeker in het basisprogramma te plaatsen.
Door en namens verzoeker is naar voren is gebracht dat op grond van de uitspraak van de voorzieningenrechter te Den Haag van 24 juni 2014 (kenmerk C/09/464462 / KG ZA 14-469) het basisprogramma in strijd met de Pbw moet worden geacht. Verzoeker had om
die reden niet naar het basisprogramma mogen worden (terug)geplaatst. Dit verweer wordt verworpen. De hiervoor vermelde uitspraak van de voorzieningenrechter ziet uitdrukkelijk op het in het plusprogramma aangeboden dagprogramma. De
voorzieningenrechter
heeft in zijn uitspraak niet geoordeeld dat het basisprogramma zich niet verdraagt met de wet. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is er (vooralsnog) ook geen aanleiding om te oordelen dat het in het basisprogramma aangeboden dagprogramma niet
zou voldoen aan de wettelijke vereisten.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal het verzoek daarom worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 augustus 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven