Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3805/SGA, 15 oktober 2014, schorsing
Uitspraakdatum:15-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 14/3805/SGA
Betreft : [...] datum: 15 oktober 2014

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Roermond.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 13 oktober 2014, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf
van 2 dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 15 oktober 2014 om 12.00 uur en eindigend op 17 oktober 2014, wegens het veroorzaken van een brandalarm door in strijd met de inrichtingsregels te roken in de strafcel.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 14 oktober 2014. De secretaris van de beklagcommissie heeft nog niet gereageerd op het verzoek van de voorzitter om inlichtingen.

1. De beoordeling
Nu verzoeker in het verzoekschrift heeft aangevoerd dat hij op 13 oktober 2014 een klaagschrift heeft gezonden aan de beklagcommissie bij voormelde locatie, acht de voorzitter voldoende aannemelijk dat verzoeker een klaagschrift heeft ingediend ten
aanzien van de bestreden beslissing. Verzoeker is daarom ontvankelijk in zijn verzoek.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
De directeur dient zo spoedig mogelijk nadat hem verslag is gedaan, te beslissen over het opleggen van een disciplinaire straf. Het verslag is op 10 oktober omstreeks 17.15 uur aan verzoeker aangezegd. De directeur heeft op 13 oktober op enig moment
beslist over de oplegging van de onderhavige disciplinaire straf. Dat is niet zo spoedig mogelijk. De enkele omstandigheid dat er tussen het aanzeggen van het verslag en de afdoening daarvan een weekeinde zat, is geen bijzondere omstandigheid die dit
tijdsverloop rechtvaardigt. De omstandigheid dat verzoeker toen een eerder opgelegde disciplinaire straf onderging in een strafcel, maakt dit niet anders. Gelet daarop is de beslissing van de directeur – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter –
genomen in strijd met het wettelijk voorschrift van artikel 50, tweede lid, van de Pbw. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden disciplinaire straf met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 oktober 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven