Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2897/TA, 19 november 2014, beroep
Uitspraakdatum:19-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2897/TA

betreft: [klager] datum: 19 november 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 augustus 2014 van de beklagcommissie bij FPC Oostvaarderkliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 oktober 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Ytsma en namens het hoofd van de inrichting, [...], juridisch
medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van een goudplaatje.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag van 10 februari 2014, ontvangen op 3 maart 2014 bij het secretariaat van de beklagcommissie, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft direct na de ontdekking van de vermissing van het goudplaatje dit gemeld bij het personeel. Klager heeft het afdelingshoofd
gesproken. Een sociotherapeut herinnert zich dat hij klager in september 2013 heeft gesproken. De inrichting was dus in een vroeg stadium al op de hoogte van de vermissing. In verband met afwezigheid en vakanties van personeelsleden kon klager pas in
februari 2014 in gesprek gaan over de vermissing. Klager heeft de inrichting de ruimte gegeven om de vermissing te onderzoeken. De termijnoverschrijding is derhalve verschoonbaar. Alleen het goudplaatje is verdwenen, de waardevolle stenen niet. Het
goudplaatje vertegenwoordigt een waarde van € 800,=. De inrichting is verantwoordelijk voor de vermissing. De inhoud van de koffer is niet goed genoteerd. Hij is aan het lijntje gehouden. Klager moet het voordeel van de twijfel krijgen.

Het hoofd van de inrichting heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft gesproken met de patiëntencontactpersoon, niet met de maandcommissaris. Dit verklaart mogelijk waarom de klacht
niet eerder bij de beklagcommissie is doorgekomen. De inrichting meent dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Klager is in september 2013 en vervolgens in januari en februari 2014 met de vermissing bezig geweest, dus niet voortdurend. In
september 2013 is tegen klager gezegd dat het goudplaatje niet is gevonden. Klager had gebruik kunnen maken van de preciosa-procedure. Zeker gelet op het feit dat klager eerder ook al een goudplaatje is kwijtgeraakt, had hij alert moeten wezen om deze
procedure te volgen. De preciosa-procedure gaat altijd in overleg met klager en is bedoeld om problemen als nu aan de orde te voorkomen. Het hoofd van de inrichting vraagt zich af of het goudplaatje wel in de inrichting aanwezig is geweest. Verder is
klager bekend met de beklagprocedure en de termijnen die daarvoor gelden.

3. De beoordeling
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. De beroepscommissie twijfelt niet aan klagers stelling dat hij na de vermissing in september 2013 contact heeft gehad met het
personeel. Onvoldoende aannemelijk is echter geworden dat in overleg met het personeel een termijn is afgesproken voor een onderzoek en dat hij in afwachting daarvan niet heeft kunnen klagen. Klager heeft dus te laat een klaagschrift ingediend. Het
beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit:
mr. Drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 19 november 2014

secretaris voorzitter

Naar boven