Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3587/GB, 18 november 2014, beroep
Uitspraakdatum:18-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/3587/GB

Betreft: [klager] datum: 18 november 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 september 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 20 juni 2013 gedetineerd. Op 6 maart 2014 is hij geselecteerd voor deelname aan een p.p. Op 7 april 2014 is het programma aangevangen en is klager administratief ondergebracht bij de p.i.a. Haarlem. Op 6 augustus 2014 is beslist tot
beëindiging van deelname aan het p.p. Op 8 augustus 2014 is hij terug-geplaatst in de gevangenis Zuyder Bos te Heerhugowaard.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft op zaterdag 19 juli 2014 een woordenwisseling gehad met zijn werkgever op de locatie Stationstraat 33. Klager heeft zich vervolgens gemeld op de locatie Kleine Drift 1 en heeft daar vanaf maandag 21 juli 2014 werkzaamheden in het kader van
zijn p.p. verricht tot 4 augustus 2014. Op 31 juli 2014 heeft klager zijn partner begeleid voor een bezoek aan het ziekenhuis en wederom op 4 augustus 2014, toen zijn partner een MRI-scan moest ondergaan. Op 4 augustus 2014 vond ook de controle plaats
en werd geconstateerd dat klager niet aanwezig was. Klager is hierna uitgenodigd voor een gesprek met de directeur van de p.i.a. en daarna is besloten het p.p. te beëindigen. Klager beseft dat hij de reclassering had moeten inlichten over zijn
afwezigheid, maar de stelling dat klager al twaalf dagen niet aanwezig was op het werk is onjuist. Klager meent dat had kunnen worden volstaan met een waarschuwing. Op andere momenten was klager wel telkens aanwezig. De werkgever had ook de
verplichting
om de reclassering uit eigen beweging te informeren over de afwezigheid van klager.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager bleek op 4 augustus 2014 niet aanwezig te zijn op zijn werkplek. De werkgever heeft tegenover de reclassering verklaard dat klager al twaalf dagen niet op het werk was verschenen nadat hij een conflict had met klager. De reclassering heeft
klager
gebeld en klager heeft toen aangegeven dat hij op 31 juli 2014 een conflict had op het werk en daarna niet is teruggekeerd op zijn werkplek. Ook heeft klager aangegeven dat hij heeft geprobeerd de reclassering en de trajectbegeleider te informeren,
maar
dat dit niet is gelukt. De reclassering heeft de directeur van de p.i.a. geïnformeerd, waarop de directeur klager heeft uitgenodigd voor een gesprek. De directeur heeft klager vervolgens een maatregel opgelegd in het h.v.b. Haarlem en aan de
selectiefunctionaris verzocht om het p.p. te beëindigen. Op 6 augustus 2014 is het p.p. beëindigd en is klager geselecteerd voor terugplaatsing in de gevangenis. Gelet op het feit dat klager bijna twee weken zijn verplichte dagprogramma niet heeft
gevolgd, zonder de reclassering en trajectbegeleider hiervan op de hoogte te stellen, maakt dat klager niet goed kan omgaan met de aan hem verleende vrijheden binnen het p.p. Klager was op de hoogte van zijn verplichtingen en het feit dat hij bij
veranderingen de reclassering moest informeren.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. In artikel 9, eerste lid onder a, van de Pm staat – voor zover van belang – “een deelnemer aan het penitentiair programma gedraagt zich overeenkomstig de aanwijzingen van degene die is belast met zijn begeleiding en toezicht en zal aan deze
alle
verlangde inlichtingen verschaffen”. Vaststaat dat klager van zijn herhaalde afwezigheid op zijn werkplek geen melding heeft gedaan aan de reclassering en trajectbegeleider. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de
selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven