nummer: 14/1721/GA
betreft: [klager] datum: 3 oktober 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein,
gericht tegen een uitspraak van 15 mei 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij voornoemde p.i. op een klacht van [...] verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 11 september 2014, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Nieuwegein.
Klager, die in vrijheid is gesteld en op juiste wijze is opgeroepen, is niet ter zitting verschenen.
Zijn raadsvrouw mr. S.G.E. Koumans heeft meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de te late afhandeling van een schriftelijk verslag.
De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en klager geen tegemoetkoming toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
Door de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De Pbw geeft alleen aan dat het verslag zo spoedig mogelijk dient te worden afgehandeld. Het zou beter werkbaar zijn, als bij een lichtere categorie zaken ervan wordt uitgegaan dat een verslag in het weekend niet binnen 24 uur hoeft te worden
afgehandeld. Klager was in afwachting van de afhandeling niet ingesloten en ondervond geen nadeel van het horen op maandagochtend.
De beklagrechter gaat er kennelijk vanuit dat de directeur werkzaam is in het weekend. Dit is niet het geval. Er wordt bij roulatie een piketdienst gedraaid. Dit betekent dat een directeur alleen in geval van nood wordt opgeroepen. De vergelijking van
de beklagrechter met de zaak met kenmerk 13/3300/GA, waarin wegens organisatorische problemen een gedetineerde na 28 uur is gehoord, hetgeen volgens de beroepscommissie geen goede grond was voor termijnoverschrijding, is niet juist.
Door en of namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt niet toegelicht.
3. De beoordeling
Artikel 50, tweede lid, van de Pbw bepaalt dat de directeur zo snel mogelijk dient te beslissen over de oplegging van een disciplinaire straf nadat hem verslag, als bedoeld in artikel 50, eerste lid, is gedaan.
Het betreffende schriftelijke verslag is klager op zaterdag 1 maart 2014 omstreeks 10.00 uur aangezegd. De directeur heeft dit verslag op maandag 3 maart 2014 om 11.00 uur afgehandeld en aan klager een disciplinaire straf opgelegd. De directeur heeft
als reden voor het niet eerder afhandelen van het verslag opgegeven dat de directeur niet in het weekend werkt, klager in afwachting van afhandeling van het verslag niet was ingesloten en geen nadeel heeft ondervonden van het op maandagochtend
afhandelen van het verslag. De beroepscommissie is evenwel van oordeel dat de Pbw in beginsel geen ruimte biedt een schriftelijk verslag eerst na 49 uur af te handelen. In hetgeen de directeur heeft aangevoerd zijn geen bijzondere omstandigheden
gelegen
op grond waarvan een uitzondering op die wettelijke regel gerechtvaardigd is.
Het beroep zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, U.P. Burke en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 3 oktober 2014.
secretaris voorzitter