nummer: 02/1302/GA
betreft: [klager] datum: 5 september 2002
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 19 juni 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 5 juni 2002 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie De Kruisberg te Doetinchem,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 12 augustus 2002, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Overijssel, locatie Zwolle, is klager gehoord.
De directeur van de locatie De Kruisberg is niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klagers bezoek tevergeefs naar de inrichting is gekomen.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In verband met de behandeling van mijn strafzaak bevond ik mij op 17 april 2002 buiten de inrichting. Ik was er niet van op de hoogte dat er die dag bezoek voor mij zou komen. De inrichting wist dat ik op die dag op transport zouzijn, en desondanks hebben ze het bezoek -tevergeefs- laten komen. Pas ’s avonds werd ik ervan op de hoogte gesteld.
Formeel klaag ik voor mijzelf, omdat ik bekend sta als iemand die zijn afspraken nakomt. Materieel beklaag ik mij voor mijn bezoek, omdat zij nodeloos onkosten hebben gemaakt.
Naar aanleiding van het behandelde ter zitting is aan de directeur verzocht enige vragen te beantwoorden, hetgeen namens hem bij brief van 19 augustus 2002 is gedaan.
3. De beoordeling
De beroepscommissie is vooreerst van oordeel dat de klacht van klager is te herleiden tot een beklagwaardige beslissing van de directeur en dat het beklag daarmee ontvankelijk is. Op basis van de stukken, het verhandelde ter zittingen de namens de directeur nader toegezonden gegevens komt de beroepscommissie tot het oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat klager daadwerkelijk van de komst van zijn bezoek op de 17e op de hoogte was. Daarbij bevreemdthet de beroepscommissie dat uit de reactie namens de directeur enerzijds blijkt dat het bezoek op de dag van bezoek voor 11.00 uur een afspraak gemaakt dient te hebben bij de bezoekadministratie, terwijl de directeur -op de hoogtevan het feit dat klager er die dag niet zou zijn- het aan klager overlaat zelf zijn bezoek af te zeggen.
Alle feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de directeur in dezen te kort is geschoten. Het vorenstaande brengt mee dat de uitspraak van de beklagrechter zalworden vernietigd, klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag zal worden verklaard, en dat dit beklag gegrond zal worden verklaard.
Aan klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, en verklaart dit beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van €. 10,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en A.J. Dost, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 5 september 2002.
secretaris voorzitter