Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1183/GA, 20 september 2002, beroep
Uitspraakdatum:20-09-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1183/GA

betreft: [klager] datum: 20 september 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 11 juni 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 30 mei 2002 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) Roermond te Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 augustus 2002 gehouden in de penitentiaire inrichting Vught te Vught, zijn gehoord klager en de heer G.C.A. van der Weerden, unit-directeur van het h.v.b. Roermond.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van uitsluiting van deelname aan de arbeid voor de duur van 14 dagen omdat klager zich onterecht ziek heeft gemeld.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik heb briefjes van de medische dienst die aantonen dat ik al sinds oktober 2000 ben ziek gemeld en uitgesloten van deelname aan de arbeid. Er staat bij dat ik alleen mag luchten op een plaats waar een bank staat om te rusten en datik maximaal 1 uur licht werk mag verrichten. Op 6 maart 2002 ben ik door de medische dienst arbeidsongeschikt verklaard tot 1 mei 2002. In tegenstelling tot wat de directeur beweert, heb ik niet gevraagd om weer te mogen werken. Op12 maart 2002 moest ik ineens naar de werkzaal. Daar ben ik onwel geworden. De werkmeester heeft mij teruggestuurd naar de afdeling. Ik heb mij niet ziek gemeld en ik ben niet door de arts bezocht, ook de volgende dag niet. Vóór 12maart 2002 heb ik niets gedaan, ik zat dagelijks 22 uur achter de deur. Ik verblijf in het h.v.b. en ben niet verplicht om te werken. De arts heeft in een nadere verklaring aangegeven dat ik beperkt arbeidsgeschikt zou zijn. Ditsoort informatie valt onder het medisch geheim en die mag de arts niet zonder mijn toestemming verstrekken. In juni 2001 ben ik ook al een keer ten onrechte naar de werkzaal gestuurd, toen kreeg ik een rapport wegens werkweigering.De klacht die ik daartegen heb ingediend is nog niet afgehandeld.
Op 8 mei 2002 ben ik arbeidsongeschikt verklaard tot einde detentie.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verblijft in het h.v.b. en is niet verplicht om te werken. Hij heeft zichzelf aangemeld voor de werkzaal. Verzoeken om te werken worden bij de werkmeester gedaan, dit staat niet op papier. Toen er een plek vrij kwam, is hijopgeroepen. De inrichting is bekend met de beperkingen van klager en hem is aangepast werk aangeboden. De informatie van de inrichtingsarts is wat onduidelijk, maar bedoeld is dat klager beperkt arbeidsgeschikt is en niet volledigarbeidsongeschikt. De arts heeft dit in een nadere toelichting bevestigd. Klager is op 12 maart 2002 naar de arbeid gegaan. Na een uur maakte hij een slaperige indruk. Klager heeft zich ziek gemeld en is gezien door deinrichtingsarts. De vermoeidheidsverschijnselen vormden voor de arts geen reden om hem arbeidsongeschikt te verklaren. Dit betekent dat klager zich onterecht heeft ziekgemeld en daarop volgt een disciplinaire straf.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur onvoldoende aannemelijk heeft kunnen maken dat klager zich (onterecht) heeft ziekgemeld. Daar waar klager diverse stukken van de inrichtingsarts kan overleggen met betrekking totzijn arbeidsongeschiktheid, heeft de directeur het feitencomplex dat aanleiding is geweest voor de strafoplegging aan klager onvoldoende gedocumenteerd. Gelet hierop dient het beroep gegrond te worden verklaard. De uitspraak van debeklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie gaat er vanuit dat de directeur zorg zal dragen voor vergoeding aan klager van de gemiste loonvervangende financiëletegemoetkoming. Zij acht voor het overige geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en drs. M.S.H. Ridder-Padt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 20 september 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven