Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2690/GA, 14 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:14-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2690/GA

betreft: [klager] datum: 14 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 juli 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Almere in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet tijdig in gang zetten van klagers detentiefasering.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep aangevoerd dat hij zijn klaagschrift met behulp van medewerkers van het Juridisch Spreekuur voor Gedetineerden heeft opgesteld.

De directeur heeft in beroep de navolgende informatie verstrekt. Op 13 november 2013 is door een medewerker van de inrichting bij de reclassering een Risc aangevraagd ten behoeve van klagers detentiefasering. De reclassering Lelystad en Rotterdam
kwamen
niet tot overeenstemming omtrent het opstellen van een reclasseringsrapport. Vanaf 5 december 2013 is vanuit de inrichting diverse malen verzocht om uitsluitsel. Op 3 januari 2014 vond het laatste contact plaats. De resterende periode was te kort voor
het in gang zetten van zijn detentiefasering.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 61, derde lid, van de Pbw vermeldt het klaagschrift zo nauwkeurig mogelijk de beslissing waarover wordt geklaagd en de redenen van het beklag. De beroepscommissie is in tegenstelling tot de beklagrechter van oordeel dat klager zijn
beklag voldoende nauwkeurig heeft omschreven. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter derhalve vernietigen en klager alsnog in zijn beklag ontvankelijk verklaren.

De beroepscommissie stelt voorop dat de directeur verantwoordelijk is voor de uitvoering van detentiefaseringstrajecten, maar hierbij grotendeels afhankelijk is van de reclassering.
Uit de stukken blijkt dat klager op 13 november 2013 een ‘instemmingsverklaring deelname programma Terugdringen Recidive’ heeft ondertekend en dat klagers trajectbegeleider diezelfde dag contact heeft opgenomen met de reclassering voor de aanvraag van
een reclasseringsadvies. Nadien heeft de inrichting de reclassering regelmatig gerappelleerd en aangespoord om een reclasseringsadvies over klager op te stellen. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur heeft gedaan hetgeen
binnen zijn bereik lag en hetgeen in redelijkheid van hem kon worden verlangd. De beroepscommissie zal het beklag derhalve ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Holten, leden, in tegenwoordigheid van R. Boerhof, secretaris, op 14 oktober 2014

secretaris voorzitter

Naar boven