Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2365/GA, 4 november 2014, beroep
Uitspraakdatum:04-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Uitspraak

nummer: 14/2365/GA

betreft: [klager] datum: 4 november 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie De Schie te Rotterdam,

gericht tegen een uitspraak van 24 juni 2014 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 september 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie De Schie, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet doorgaan van klagers bezoek op 3 maart 2014.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De plaatsvervangend vestigingsdirecteur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 1 maart 2014 is landelijk het dagprogramma, beveiliging en toezicht op maat (DBT) ingevoerd. In de locatie De Schie is hierop vooruitlopend zorgvuldige berichtgeving geweest omtrent het invoeren daarvan. Vanaf 6 januari 2014 was bekend dat er per 1
maart 2014 wijzigingen in de tijdstippen zouden kunnen zijn. Het is de verantwoordelijkheid van de gedetineerden om tijdig het bezoek af te zeggen en daarbij het nieuw aangeboden bezoekmoment door te geven.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht aannemelijk geworden dat vanuit de directie aan de gedetineerden tijdig voldoende informatie is verschaft omtrent de wijzigingen van de tijdstippen en dagen waarop bezoek kon worden ontvangen. Klager had op grond van deze
informatie kunnen weten dat zijn bezoekmomenten zouden verschuiven. De beroepscommissie acht het niet onredelijk dat de directeur de verantwoordelijkheid voor het extern communiceren van deze wijziging aan klager heeft gelaten. Het beroep zal dan ook
gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. I. Lispet, secretaris, op 4 november 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven