Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2367/GA, 4 november 2014, beroep
Uitspraakdatum:04-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2367/GA

betreft: [klager] datum: 4 november 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie de Schie te Rotterdam,

gericht tegen een uitspraak van 24 juni 2014 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 september 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman
mr. W.J. van Bel en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie De Schie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het op 7 februari 2014 visiteren bij een urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De plaatsvervangend vestigingsdirecteur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de betreffende periode was er veel drugs in omloop op de afdeling en waren er in verband daarmee ook veel incidenten op de afdeling.
Besloten is voor een bepaalde periode voorafgaand aan de urinecontrole steekproefsgewijs te gaan visiteren.
Klager gaf aan nooit positief gescoord te hebben op een urinecontrole. Iedereen is in die periode extra gecontroleerd. Overigens was er geen sprake van een volledige visitatie, er is enkel in de broek gekeken.
De extra visitatie is uitgevoerd in het kader van de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting.

Klagers raadsman heeft aangevoerd dat het onduidelijk is of er nu wel of geen sprake was van een visitatie. Klager moest namelijk ook door de knieën en er werd gekeken in lichaamsholten.
De directeur heeft naar aanleiding van de uitspraak van de beklagcommissie in zijn beroepschrift van 4 juli 2014 geen nieuwe feiten en omstandigheden aangevoerd.
Er zijn geen op klager toegespitste redenen aangevoerd waarom juist hij aan de extra controle onderworpen diende te worden. Klager dient overeenkomstig hetgeen is bepaald in uitspraak 13/3231/GA een tegemoetkoming van € 10,= te worden toegekend.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager had op 5 februari 2014 bezoek zonder toezicht. Twee dagen laten werd hij onderworpen aan een urinecontrole. Dit gold voor de gedetineerden van zowel afdeling A als de gedetineerden van afdeling B. De gedetineerden van afdeling B werden echter
niet gevisiteerd. Normaal gesproken druk je na bezoek zonder toezicht op een knop. Kleurt de lamp groen dan word je gefouilleerd, kleurt deze rood dan word je gevisiteerd. Deze procedure was er dit keer niet. Deze procedure wordt gebruikt na bezoek
zonder toezicht en niet op basis van vermoedens dat iemand drugs bij zich zou kunnen hebben.
Klager wil als tegemoetkoming graag een extra bezoek zonder toezicht.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 29, eerste lid, van de Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde bij binnenkomst of bij het verlaten van de inrichting, voorafgaand aan of na afloop van bezoek, dan wel indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de
handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de Pbw omvat het onderzoek aan het lichaam van de gedetineerde mede het uitwendig schouwen van de openingen en holten van het lichaam van de gedetineerde. Het onderzoek aan de kleding van de gedetineerde omvat mede
het onderzoek van de voorwerpen die de gedetineerde bij zich draagt of met zich meevoert.

Vast staat dat klager op 7 februari 2014 voorafgaand aan zijn urinecontrole is gefouilleerd en gevisiteerd. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur inzichtelijk gemaakt dat de orde in de inrichting noodzaakte tot meergenoemde extra
visitatie. De directeur heeft daarom in redelijkheid kunnen beslissen klager aan een extra visitatie te onderwerpen. Dat klager nooit een positieve score heeft gehad bij urinecontroles is prijzenswaardig, maar doet aan het vorenstaande niet af.
Het beroep zal gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. I. Lispet, secretaris, op 4 november 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven