Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2460/TA, 31 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:31-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2460/TA

betreft: [klager] datum: 31 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 3 juli 2014 de beklagcommissie bij FPC Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman mr. R. Polderman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft (de financiële gevolgen van) het indelen van klager in categorie 1 in plaats van in categorie 3 en de wijze waarop hiertoe is besloten.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag
op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beslissing om klager in categorie 1 te plaatsen, heeft financiële gevolgen voor hem gehad. Klager dient ontvankelijk te worden verklaard in het beklag. De inrichting had gelet op alle in aanmerking komende belangen niet tot de bestreden beslissing
kunnen komen. Klager voelde zich niet veilig en niet op zijn gemak. Hij maakte op zijn begeleiders een overspannen indruk. De inrichting heeft gemeend dat klager door de wisseling van categorie zou worden geprikkeld om te werken maar deze prikkel heeft
averechts gewerkt. Dat vindt de inrichting ook. Voorts heeft de inrichting nagelaten om na de zorgelijke signalen klager direct terug te plaatsen in de oude categorie. Verzocht wordt om klager een redelijke tegemoetkoming toe te kennen in ieder geval
het verschil in uitkering over de bewuste periode. Klager zit nog steeds in fase 1 en ondervindt nog steeds financiële gevolgen.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Binnen de inrichting wordt onderscheid gemaakt tussen verpleegden die redelijk tot goed belastbaar zijn in de dagbesteding (categorie 1) en verpleegden die sterk arbeidsbeperkt worden geacht (categorie 3: de vroegere groep arbeidsongeschikten).
Verpleegden in categorie 3 ontvangen een uitkering van € 150,= per maand. Verpleegden in categorie 3 ontvangen geen aanvullende betaling per gewerkt uur of aanwezigheid. De wijziging van de categorie-indeling is besproken tijdens het MDO. Dit betekent
voor klager dat hij per gewerkt uur zal worden betaald. Dit is besloten om klager aan te moedigen om vaker naar de werksetting te gaan. Er is geen speciale reden aan te wijzen waarom klager niet zou kunnen werken. Mochten er de komende periode geen
veranderingen optreden dan kan klager alsnog worden teruggeplaatst naar categorie 3.
Er staat geen beklag open tegen de wijze waarop de inrichting invulling geeft aan de zorgplicht.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede beveelt de beroepscommissie aan dat, indien ook op langere termijn zou blijken dat de wijziging in categorie-indeling teneinde klager tot werken te krijgen meer kwaad dan goed heeft gedaan, zoals ter zitting van de beklagcommissie door
het hoofd van de inrichting bij de toenmalige stand van zaken is verklaard, klager een tegemoetkoming ontvangt voor de gevolgen van de genomen beslissing.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. W.A.Th. Bos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 31 oktober 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven