Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3703/GV, 30 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:30-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3703/GV

betreft: [klaagster] datum: 30 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.E. Toet, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 30 september 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster, alsmede de raadsvrouw, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.
Klaagster is door het gerechtshof in Polen verplicht om te verschijnen op de zitting betreffende de echtscheidingsprocedure. Het is niet mogelijk om zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat. De zitting kan ook niet worden verdaagd, immers de
belangen van het minderjarige kind van klaagster wegen ook mee. Voor dit minderjarig kind was het van uiterst belang dat de zitting zou plaatsvinden, zodat voor hem duidelijk wordt waar hij zal verblijven. Strafonderbreking kan niet alleen worden
verleend in levensbedreigende gevallen, maar ook bij bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer. In casu is dat het geval. De zitting in Polen vond plaats op 1 oktober 2014. Een toekenning van strafonderbreking heeft geen zin meer, dus wordt
gevraagd om een tegemoetkoming.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 30 september 2014 is het verzoek om strafonderbreking ontvangen. Dit verzoek is afgewezen omdat er geen sprake is van een levensbedreigende situatie, klaagster zich kan laten vertegenwoordigen in de rechtszaak en vanwege het feit dat de zitting
verdaagd kan worden tot na de detentie. Bij nader inzien zou strafonderbreking ook voor het bijwonen van een rechtszaak verleend kunnen worden, echter klaagster is in eerste aanleg veroordeeld. Strafonderbreking kan alleen worden verleend aan
onherroepelijk veroordeelde gedetineerden. Er is geen reden om een tegemoetkoming toe te kennen.

Op klaagsters aanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Ter Peel te Sevenum heeft positief geadviseerd om aan klaagster drie dagen strafonderbreking toe te kennen.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te ’s-Hertogenbosch heeft toestemming gegeven aan klaagster om bij de zitting in Polen aanwezig te zijn en daarbij aangegeven dat klaagster zich uiterlijk op 3 oktober 2014 moet melden in de
locatie
Ter Peel.

3. De beoordeling
Klaagster is preventief gedetineerd. Op 17 september 2014 is klaagster veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens – kort gezegd – overtreding van de Opiumwet. Op 1 oktober 2014 is tegen dit vonnis hoger beroep aangetekend.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van verlof. Op grond van artikel 5, eerste lid, tweede volzin, van de Regeling kan in bijzondere omstandigheden worden toegestaan dat de gedetineerde aan wie strafonderbreking is verleend in het buitenland verblijft.

Klaagster is op 6 mei 2014 door de rechter opgeroepen om te verschijnen op 1 oktober 2014 om 12:00 uur in Polen. Op deze uitnodiging staat dat de aanwezigheid verplicht is. Klaagster heeft verzocht om strafonderbreking in verband met het bijwonen van
de
rechtszaak. Dit verzoek is afgewezen na een belangenafweging tussen het persoonlijk belang van klaagster en het maatschappelijk belang van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, zo volgt uit de bestreden beslissing.

Uit het selectieadvies van de inrichting blijkt dat de preventieve hechtenis is geschorst op 13 november 2013 onder de voorwaarde dat klaagster zich onder toezicht stelt van de reclassering. Op 17 september 2014 is de schorsing opgeheven en is
klaagster
geplaatst in de locatie Ter Peel. De schorsingsperiode van klaagster is zonder incidenten verlopen. Verder blijkt uit de registratiekaart dat er een kind van 12 jaar oud is dat bij oma verblijft. De beroepscommissie overweegt dat het belang van
klaagster dan ook zwaarder had moeten wegen dan het maatschappelijk belang. Mede gezien de positieve adviezen en de gebrekkige onderbouwing van de bestreden beslissing, zal het beroep gegrond worden verklaard. Nu de gevolgen van de bestreden beslissing
niet meer ongedaan te maken zijn, zal aan klaagster een tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt de aan klaagster toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 30 oktober 2014

secretaris voorzitter

Naar boven