Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2744/TB, 27 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:27-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2744/TB

betreft: [klager] datum: 27 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.E. van Zon, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 25 juli 2014 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 september 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. D.I.A. Schröder, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de
Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: Van Mesdag).

2. De feiten
Aan klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 24 juni 2011 een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: pij-maatregel) opgelegd. Op 12 maart 2014 is klager voor een nieuw strafbaar feit veroordeeld tot
een
gevangenisstraf van acht maanden met aftrek en de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden. Als gevolg van dit vonnis is klagers pij-maatregel geschorst tot 18 juli 2014. Op 25 juli 2014 is klager geselecteerd voor de Van Mesdag.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Een uitgangspunt van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen is dat een jeugdige aan wie een maatregel is opgelegd, dient te verblijven een justitiële jeugdinrichting (j.j.i.). Onder
omstandigheden kan hier van worden afgeweken. Door klager te plaatsen in een tbs-inrichting wordt van de hoofdregel afgeweken. Als reden wordt enkel aangevoerd het vlucht- en beheersrisico. Verder blijkt niet dat een belangenafweging heeft
plaatsgevonden. Uit het feit dat klager voor het nieuwe feit is veroordeeld tot tbs met voorwaarden leidt hij af dat een tbs-inrichting voor hem niet de juiste instelling is. Door zijn plaatsing wordt klager geografisch afgesloten van zijn sociale
omgeving. Dit brengt zijn resocialisatie in gevaar. Klager bevindt zich in de laatste fase van zijn pij-maatregel. Hem is aangegeven dat resocialiseren het enige is dat thans nog onder het behandelplan valt.
Er hebben zich incidenten afgespeeld in Den Hey-Acker zoals opstanden en vernielingen. Het is dan vreemd dat men klager daar wilde terugplaatsen. Er is geen chemie tussen klager en het personeel in Den Hey-Acker. Er zijn echter meerdere
jeugdinrichtingen waar klager geplaatst kan worden. Het verbaast klager dat de Staatssecretaris meent dat de mogelijkheden voor plaatsing in een j.j.i. zijn uitgeput. Klager wil dat de tenuitvoerlegging van de pij-maatregel wordt stopgezet. Het leidt
tot niets. Klager heeft tot nu toe geen behandeling gekregen. Hij zat alleen en werd gefrustreerd. Klager weet dat hij niets moet doen. Dat lukt maar een beetje. Klager wil het liefst naar de p.i. Nieuwegein. Daar is meer structuur en een goed
dagritme.
Klager is nu geplaatst in de Van Mesdag, doch tegen hem is gezegd dat hij zal worden doorgeplaatst naar de Van der Hoeven Kliniek om te resocialiseren. Er gebeurt niets in de Van Mesdag. Hij verblijft op een afdeling met verpleegden met allerlei
stemmingsstoornissen die dwangmedicatie krijgen toegediend. Er is nog geen behandelplan opgemaakt. Zijn familie heeft geen geld om hem in Groningen te bezoeken.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. Klager heeft zich gedurende de tenuitvoerlegging van de pij-maatregel ernstig misdragen. Voor zijn misdragingen in j.j.i. Den Hey-Acker is hij op 12 maart 2014
veroordeeld. Op verschillende niveaus is uitgebreid overleg geweest over het vervolgtraject van klager. Klager heeft een ernstige gemengde persoonlijkheidsstoornis ontwikkeld met sterke antisociale en narcistische trekken. Stelselmatig zorgt hij op
gecontroleerde wijze voor ernstige problemen, die zeer schadelijk zijn voor het personeel, groepsgenoten en hemzelf. Er is duidelijk sprake van berekenend gedrag. Op deze wijze wil klager zijn pij-behandeling frustreren en daarmee een beëindiging
hiervan afdwingen. De behandeling is echter onverminderd nodig om het recidiverisico omlaag te brengen. Hij pleegt immers voortdurend nieuwe en steeds zwaardere delicten in de j.j.i.’s. De j.j.i.’s zijn onvoldoende toegerust om het ondermijnende gedrag
dat hij inzet te beheersen. De pij-maatregel kan ook niet op een ITA-afdeling worden ten uitvoer gelegd, omdat ook groepsgenoten op de ITA schade zouden oplopen in hun behandeltraject. Door een plaatsing in een FPC wordt getracht te voorkomen dat
klagers pij-maatregel – vanwege de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen – het karakter van detentie krijgt zonder uitzicht op behandeling ter resocialisatie. Uitgangspunt is klager voor te bereiden op de volgende fase van zijn behandeling namelijk de
tbs met voorwaarden. Gelet op klagers ernstige beheersproblematiek is gekozen voor een inrichting met een afdeling voor beheersgevaarlijke patiënten.
Klager heeft al in veel inrichtingen verbleven, waarbij sprake was van incidenten, onder andere een onttrekking tijdens verlof. In de zomer van 2013 is klager na een paar incidenten geplaatst op de ITA. In het najaar van 2013 is klager teruggeplaatst
naar Den Hey-Acker. Er sprake van een hele lijst aan incidenten. Klager toont agressief gedrag in de j.j.i.’s. De Van Mesdag beschouwt klager als beheersgevaarlijk. Pas nadat klager deze status niet meer heeft kan er met klager gewerkt worden aan de
behandeling. Op 9 oktober 2014 zal besproken worden of klagers beheersstatus kan worden gewijzigd. Klager verblijft in een sociotherapeutisch milieu en heeft tweewekelijks een gesprek met de behandelcoördinator. Een overplaatsing naar de Van der Hoeven
Kliniek voor klagers resocialisatie is mogelijk. Doch alles valt of staat met de beoordeling van klagers gevaarlijkheid. De behandeling is tot nu toe gestagneerd door klagers eigen opstelling.

4. De beoordeling
Aan klager is een pij-maatregel opgelegd. Op grond van artikel 77s, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht kan de Minister van Veiligheid en Justitie de tenuitvoerlegging van de pij-maatregel opdragen aan een j.j.i. of doet hij de veroordeelde
elders opnemen.

Artikel 4, eerste lid, aanhef en onder f van de Bvt bepaalt dat in een tbs-inrichting personen kunnen worden opgenomen aan wie met toepassing van artikel 77s van het Wetboek van strafrecht de pij-maatregel is opgelegd.

Uit het verzoek om overplaatsing van 24 juni 2014 komt naar voren dat bij klager sprake is van een ernstige geweldsproblematiek. In de j.j.i. is klager betrokken geraakt bij diverse ernstige (gewelds)delicten waarvoor hij ook is vervolgd. Na een
incident waarbij de groepsleiding gewond is geraakt, is klager overgeplaatst naar de ITA-afdeling van Den Hey-Acker. Het verblijf hier werd gekenmerkt door vele (agressieve) incidenten. De casus van klager is in diverse overleggen besproken. Den
Hey-Acker adviseert negatief ten aanzien van een terugkeer van klager naar de j.j.i., vanwege het stelselmatige en berekende gedrag van klager dat gericht is op het verzorgen van ernstige incidenten. De j.j.i.’s zijn volgens Den Hey-Acker en de
Staatssecretaris onvoldoende toegerust om het ondermijnende gedrag van klager te beheersen. Ter zitting is duidelijk geworden dat klager zich verzet tegen de aan hem opgelegde pij-maatregel.

De beroepscommissie acht in het licht van het vorenstaande aannemelijk dat klagers resocialisatietraject niet binnen een j.j.i. gestart kan worden. De beslissing tot plaatsing van klager in een tbs-inrichting is naar het oordeel van de beroepscommissie
voldoende zorgvuldig genomen, waarbij klagers belang op een behandeling voldoende in ogenschouw is genomen. De beroepscommissie begrijpt uit het standpunt van de Staatssecretaris dat vanaf het moment dat klagers status van beheersgevaarlijk is
gewijzigd, de behandeling pas echt van de grond kan komen en een eventuele overplaatsing naar de Van der Hoeven Kliniek ter voorbereiding op zijn resocialisatie tot de mogelijkheden behoort. Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die
zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid niet tot de bestreden plaatsingsbeslissing heeft mogen komen.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager te plaatsen in de Van Mesdag, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, prof. Dr. H.J.C. van Marle en mr. J. Calkoen-Nauta, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 27 oktober 2014

secretaris voorzitter

Naar boven