Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2624/TB, 27 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:27-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2624/TB

betreft: [klager] datum: 27 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 22 juli 2014 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 september 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de
Dienst
Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in FPC De Rooyse Wissel te Venray (hierna: De Rooyse Wissel).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij beslissing van 30 september 2010 is hij geplaatst in FPC Veldzicht te Balkbrug. Bij beslissing van 31 mei 2013
heeft de Staatssecretaris klagers verzoek hem naar een andere tbs-inrichting over te plaatsen, afgewezen. De beroepscommissie heeft op 28 oktober 2013 klagers beroep tegen deze beslissing ongegrond verklaard (13/1769/TB). Bij brief van 16 december 2013
heeft het hoofd van FPC Veldzicht verzocht klager over te plaatsen. Bij beslissing van 22 januari 2014 is klager geplaatst in De Rooyse Wissel. De beroepscommissie heeft op 27 juni 2014 het hiertegen ingediende beroep gegrond verklaard en de
Staatssecretaris opgedragen binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen (14/229/TB). Op 22 juli 2014 heeft de Staatssecretaris andermaal besloten klager te plaatsen in De Rooyse Wissel.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De nieuwe beslissing van de Staatssecretaris is ruim na de door de beroepscommissie gegeven termijn van twee weken genomen. Klager wil geplaatst worden in Hoeve Boschoord, wat minder ver is voor
zijn sociale netwerk. Klager ontvangt in De Rooyse Wissel geen bezoek. Klagers post wordt achtergehouden. De inrichting maakt zijn netwerk kapot. Klager heeft een vriendin in Spakenburg wonen. Zij wil ook dat klager dichterbij komt. De nieuwe
beslissing
is onvoldoende gemotiveerd. Uitgangspunt van het beleidskader is dat de verpleegde wordt geplaatst in de regio van herkomst. Hoeve Boschoord ligt dichter bij Lelystad dan De Rooyse Wissel. Als het sociale netwerk beperkt is dan ligt een plaatsing in de
regio meer voor de hand. Klagers vader en vriendin zouden zeker naar Hoeve Boschoord komen. Klager werkt niet mee aan de aangeboden therapie.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. De nieuwe beslissing is niet binnen twee weken maar wel binnen de door de beroepscommissie doorgaans gehanteerde redelijke termijn van een maand genomen. Klager geeft
niet
aan op welke wijze hij hierdoor in zijn belangen is geschaad, reden waarom klager in zoverre niet-ontvankelijk in zijn beroep zou moeten worden verklaard. Klager kan vanwege zijn geestelijke beperking slechts terecht in een beperkt aantal klinieken, te
weten: De Rooyse Wissel, de Van Mesdag, de Woenselse Poort en Hoeve Boschoord. Klager kon als eerste terecht in De Rooyse Wissel waarmee een tijdige voortzetting van zijn behandeling kon worden gerealiseerd. Niet valt te verwachten dat klager veel
steun
zal kunnen ondervinden van zijn sociale netwerk. Zijn vader wil niet op bezoek komen, omdat hij in zijn zoon teleurgesteld is. Klager heeft eerder aangegeven geplaatst te willen worden in de Pompestichting. De meest nabij deze kliniek gelegen
inrichting
met een VG-afdeling waar plek is, is De Rooyse Wissel.

4. De beoordeling
Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

In haar uitspraak van 27 juni 2014 met nummer 14/229/TB heeft de beroepscommissie de eerdere beslissing van de Staatssecretaris van 22 januari 2014 tot plaatsing van klager in De Rooyse Wissel wegens een motiveringsgebrek vernietigd. Uit de beslissing
bleek niet dat de criteria uit het Beleidskader Plaatsing TBS dwang 2014, versie 22 januari 2014, zijn meegewogen in de beoordeling. In voormeld beleidskader hanteert de Staatssecretaris als uitgangspunt voor zijn plaatsingsbeleid, dat de tbs-gestelde
regionaal geplaatst dient te worden, tenzij er sprake is van contra-indicaties.
De Staatssecretaris heeft een nieuwe beslissing genomen en gesteld dat sprake is van een contra-indicatie als bedoeld in voormeld beleidskader. Klager behoort tot de groep verpleegden met een verstandelijke handicap (VG-groep) en kan om deze reden
slechts geplaatst worden in een beperkt aantal tbs-inrichtingen. Klager kon als eerste worden geplaatst op een VG-afdeling in De Rooyse Wissel. Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat
de Staatssecretaris in redelijkheid niet tot de bestreden plaatsingsbeslissing heeft mogen komen. De Staatssecretaris heeft voorbij mogen gaan aan de voorkeuren van klager, nu zijn wensen hieromtrent een wisselend beeld laten zien. De omstandigheid dat
de Staatssecretaris zijn nieuwe beslissing niet binnen de door de beroepscommissie gegeven termijn van twee weken heeft genomen, kan niet tot gegrondheid van het beroep leiden, nu klager hierdoor niet in zijn belangen is geschaad. Mitsdien kan de
beslissing klager te plaatsen in De Rooyse Wissel, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, prof. dr. H.J.C. van Marle en mr. C.F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 27 oktober 2014

secretaris voorzitter

Naar boven