Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2099/TA, 28 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:28-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2099/TA

betreft: [klager] datum: 28 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.A.M. Hendrix, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 juni 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC De Pompestiching te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 september 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. B.A.M. Hendrix. Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten
weten
niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de schending van het discriminatieverbod door op de resocialisatie-afdelingen wel en op de behandelafdelingen geen pc’s in de eigen verblijfsruimte toe te staan.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Door in het pc-beleid onderscheid te maken tussen afdelingen wordt inbreuk gemaakt op het recht op gelijke behandeling als bedoeld in artikel 1
van de Grondwet. Immers de behandelafdeling verschilt op andere punten dan het pc-beleid niet dan wel nauwelijks van de resocialisatieafdeling. Beide afdelingen bevinden zich op het beveiligde kliniekterrein. Op beide afdelingen is hetzelfde personeel
werkzaam. De afdelingen verschillen niet wat betreft de arbeid: patiënten van de resocialisatieafdeling werken ook op de behandelafdeling. Ook wat betreft de verloven verschillen de afdelingen niet van elkaar. Op de resocialisatieafdeling bevindt zich
een aantal patiënten zonder verlofstatus, terwijl op de behandelafdeling een aantal patiënten reeds onbegeleide verloven geniet. Er is derhalve sprake van gelijke gevallen die wat betreft het pc-beleid niet gelijk worden behandeld. Ook klager als
verpleegde kan aanspraak maken op gelijke behandeling. De wetgever is voor terbeschikkinggestelden uitgegaan van maximale rechten en minimale beperkingen.
Klager had al jaren een computer op zijn cel die hij onder meer gebruikte voor zijn werk voor het interne tv-kanaal. Klager vindt het onterecht dat door enkele incidenten op de resocialisatieafdeling iedereen de gevolgen daarvan ondervindt.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De aard van de verschillende fases in het behandeltraject van de verpleegden en de daarbij behorende afdelingen (opname, behandeling,
resocialisatie) verschillen significant van elkaar. Het hoofd van de inrichting heeft van zijn bevoegdheid gebruik gemaakt om per een of meer afdelingen nadere regels vast te stellen met betrekking tot het computerbeleid. Er is pertinent geen sprake
van
discriminatie.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Naar het oordeel van de beroepscommissie is geen sprake van een ongeoorloofd onderscheid tussen de
verschillende afdelingen van de inrichting. Uit het verweer van het hoofd van de inrichting begrijpt de beroepscommissie dat dit onderscheid is terug te voeren naar de verschillende fases van de behandeling van de verpleegde. In het algemeen is het
niet
onredelijk of onbillijk de aard en mate van de aan de verpleegde op te leggen beperkingen, waaronder dus het verbod op een pc in de eigen verblijfsruimte, te laten afhangen van de fase van de behandeling waarin een verpleegde zich bevindt. Het
onderscheid dient daarmee een legitiem doel en is bovendien noodzakelijk gelet op dit doel. Voorts acht de beroepscommissie van belang dat voor verpleegden die geen pc in hun eigen verblijfsruimte mogen houden alternatieven beschikbaar zijn. Het beroep
zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit:
mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, prof. dr. H.J.C. van Marle en mr. C.F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 28 oktober 2014

secretaris voorzitter

Naar boven